De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Over de weergave van de vaststaande feiten in het bestreden vonnis van 29 juli 2009 bestaat tussen partijen geen geschil, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan, aangevuld met enkele andere feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan.
1.1. Partijen zijn [in 2000] met elkaar gehuwd op huwelijksvoorwaarden.
1.2. In de huwelijksvoorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
"Artikel 1.
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd”.
(…)
Afrekening aan het einde van het huwelijk
Artikel 10.
1. Ingeval het huwelijk wordt ontbonden of tussen de echtgenoten scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, vindt er verrekening plaats, zo, dat ieder der echtgenoten, dan wel de rechtverkrijgenden van de overleden echtgenoot, gerechtigd zijn tot een waarde gelijk aan die, waartoe zij gerechtigd zouden zijn indien er de algehele gemeenschap van goederen tussen de echtgenoten had bestaan.
Van de hierboven vermelde verrekening worden, indien het huwelijk anders dan door dood wordt ontbonden of tussen de echtgenoten scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, uitgezonderd:
- de waarde van aan een of beide echtgenoten direct of indirect in eigendom toebehorende aandelen in niet ter beurze genoteerde vennootschappen, behoudens dat deel van de waarde van voormelde aandelen dat is ontstaan als gevolge van (deel)gerechtigdheid in winst- en/of dividendreserves, onder welke naam en in welke vorm dan ook;
- de balanswaarde van aan een of beide echtgenoten privé in (mede) eigendom toebehorende ondernemingen, zijnde andere dan hiervoor genoemd, behoudens dat deel van voormelde balanswaarde dat is ontstaan als gevolg van winstreserves, onder welke naam en in welke vorm dan ook;
- de goederen, die door de echtgenoten krachtens versterfrecht, erfstelling, legaat of schenking zijn of zullen worden verkregen, en de op die verkrijgingen drukkende schulden, de wegens die verkrijgingen geheven belastingen als successie, schenkings- en overgangsrecht daaronder begrepen, met dien verstande, dat de inkomsten uit die goederen en de renten van die schulden, alsmede de kosten en lasten die uit die inkomsten plegen te worden voldaan, wel in de verrekening zullen worden betrokken,
- de goederen die door de echtgenoten ten huwelijk zijn aangebracht en de schulden die zij hebben ten tijde van het aangaan van het huwelijk.
(…)
3. De verrekening heeft plaats naar de toestand ten tijde van de ontbinding van het huwelijk door de dood of ingeval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed, naar de toestand bij de aanvang van de dag van het instellen van de vordering daartoe”.
Aan de akte houdende huwelijksvoorwaarden is geen staat van aanbrengsten gehecht.
1.3. Op 10 juni 2005 heeft de vrouw een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank. De echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 20 juni 2006.
1.4. Partijen hebben tezamen, ieder voor de onverdeelde helft, de woning aan [adres], hierna te noemen: de woning, in eigendom. Er rust een recht van
hypotheek op deze woning tot zekerheid van de door partijen aangegane hypothecaire
geldlening ter hoogte van € 340.335,-.
1.5. De vrouw heeft een stuk grond in Suriname geërfd van haar eerste echtgenoot. Dat stuk
grond heeft zij in de zomer van 2007 verkocht voor € 62.500,-.
1.6. Partijen hebben op 6 september 2001 een onderhandse schuldbekentenis ondertekend,
waarin zij hebben verklaard dat [geïntimeerde] een bedrag van ƒ 100.000,- (€ 45.378,02)
schuldig is aan [appellante]. Daarbij is onder meer het volgende opgenomen:
"De hoofdsom, of het restant daarvan is terstond opeisbaar, zonder enige nadere ingebrekestelling of gerechtelijke tussenkomst, ingeval van faillissement van -, aanvraag tot surséance van betaling door - of executoriale beslaglegging onder de goederen van de schuldenaar, alsmede bij einde van het huwelijk tussen schuldeiser en schuldenaar en bij verkoop van de woning aan [adres]."