GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof 200.120.353/01
(zaaknummer rechtbank Groningen 130003/ HA ZA 11-690)
Rolbeschikking van de eerste kamer van 26 maart 2003
1. PlasBossinade Notarissen N.V.,
gevestigd te Groningen,
hierna: PlasBossinade,
2. [appellante 2],
wonende te [woonplaats],
hierna: de erfgenamen,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: PlasBossinade c.s.,
advocaat: mr. J.W. van der Horst, kantoorhoudend te Amsterdam,
1. Brooke Holland inc.,
gevestigd te Camden USA,
hierna: Brooke Holland,
2. Beheer Belegging en Managementmaatschappij Inc.,
gevestigd te Zwolle,
hierna: Beheer,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: Brooke Holland c.s.,
advocaat: mr. A.L.M. Vreeswijk, kantoorhoudend te Amsterdam.
a. Bij appeldagvaarding van 2 november 2013 hebben PlasBossinade c.s. hoger beroep ingesteld van het vonnis van de rechtbank Groningen van 8 augustus 2012. Zij hebben daarbij Brooke Holland c.s. opgeroepen tegen de rolzitting van 22 januari 2013.
b. Nadat de zaak is aangebracht hebben PlasBossinade c.s. uitstel voor het nemen van de memorie van grieven verzocht en verkregen.
c. Brooke Holland c.s. hebben bij brief van 23 januari 2013 PlasBossinade peremptoir gesteld tegen het einde van de eerste termijn, op 5 maart 2013, en aangekondigd nog slechts 14 dagen uitstel te willen toestaan.
d. Bij H-formulier van 28 februari 2013, bestemd voor de rolzitting van 5 maart 2013, heeft mr. Van der Horst namens PlasBossinade c.s. om een peremptoir uitstel van twee weken verzocht, hetgeen ook is verleend.
e. Op de rolzitting van 19 maart 2013 hebben PlasBossinade c.s. een processtuk, getiteld "incidentele vordering ex artikel 351 RV" ingediend, bestaande uit 7 pagina's met als conclusie:
"Geïntimeerden hebben geen enkel rechtens te respecteren belang bij de tenuitvoerlegging van het Vonnis hangende het hoger beroep tegen het Vonnis. De belangen van Appellanten dienen te prevaleren. Bovendien is het Vonnis van de rechtbank Noord-Nederland [sic, rolraadsheer] van 8 augustus 2012 gebaseerd op een kennelijke misslag en mede daarom dient de tenuitvoerlegging van het Vonnis en - daarmee de Schadestaatprocedure - te worden geschorst."
f. Op het roljournaal van 19 maart 2013 is aangetekend: "Akte niet dienen voor verdere grieven verleend"".
g. Op 22 maart 2013 is een ongetekende faxbrief van ene [X] op papier van advocatenkantoor Loyens en Loeff binnen gekomen ter griffie van het hof, gericht aan de rolraadsheer van het hof met een aantal verzoeken.
h. Deze brief is door de griffie van het hof doorgestuurd naar mr. Vreeswijk, die bij email van 25 maart 2013 heeft gereageerd en heeft verzocht om de incidentele conclusie van PlasBossinade c.s. alsnog te weiger, (integraal) akte van niet-dienen te verlenen en de zaak te verwijzen voor fourneren voor arrest.
1. Ten aanzien van de ongetekende faxbrief van [X]
1.1 Deze mevrouw is niet als advocaat gesteld voor PlasBossinade bij het H-formulier d.d. 17 januari 2013; dat is uitsluitend mr. Van der Horst. Wel komt de naam "[X]" voor als tweede advocaat (?) op het hiervoor genoemde processtuk dat ter rolle van 19 maart is ingediend. Hoewel haar naam niet voorkomt op de lijst van medewerkers op de website van Loyens en Loeff, levert raadpleging van de website "alle advocaten van de orde de bevestiging op dat zij is beëdigd als advocaat en op hetzelde kantoor als mr. Van der Horst werkzaam is.
1.2 Nu ook mr. Vreeswijk bij de ontbrekende ondertekening en de verdere tenaamstelling van de brief van [X] geen opmerkingen heeft geplaatst, zal de rolraadsheer deze faxbrief maar aanmerken als een brief die namens mr. Van der Horst is geschreven.
2. Ten aanzien van de gevolgen van de partijperemptoirstelling
2.1 In deze procedure staat niet ter discussie dat PlasBossinade c.s. op juiste wijze partijperemptoir zijn gesteld. PlasBossinade c.s. hebben ook niet tijdig tegen de partijperemptoirstelling geprotesteerd doch deze bij hun H-formulier van 28 februari 2013 geaccepteerd. Voor zover PlasBossinade c.s. thans aanvoeren dat zij, in vergelijking tot de wederpartij, minder tijd hebben gehad om de procedure juist voor te bereiden, acht de rolraadsheer dit bezwaar tardief en wordt daaraan verder voorbijgegaan.
2.2 Het opwerpen van een incident ingeval een partij peremptoir staat, in de hoop daarmee een verder uitstel te verkrijgen, gebeurt gelijk de Hoge Raad heeft overwogen (HR 2 maart 2012, LJN:BU8176, JBPr 2012,40) op eigen risico van de partij die peremptoir is gesteld. Heeft de procespartij niet ook het processtuk in het geding gebracht waarvoor hij stond, dan kan dat – zeker in hoger beroep – fataal zijn.
Artikel 209 Rv bepaalt dat op incidentele vordering, indien de zaak dat medebrengt, eerst en vooraf wordt beslist. Een algemene regel dat altijd eerst op een incident moet worden beslist, is daarmee niet in Rv te vinden, noch in het toepasselijke procesreglement (Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven, hierna: Lpr).
2.3 In voornoemd arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat bij de toepassing van deze maatstaf van artikel 209 Rv, de rechter, aan de hand van de aard en inhoud van de vordering, de belangen van partijen en het belang van een doelmatige procesvoering, dient na te gaan of een voorafgaande behandeling en beslissing redelijkerwijs geboden zijn en niet leiden tot een onredelijke vertraging van het geding.
2.4 Een incident tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad wordt in de meeste gevallen tegelijkertijd met de memorie van grieven opgeworpen. Enige noodzaak dat om in dit geval een dergelijk incident uit te laten procederen voordat door PlasBossinade c.s. grieven tegen het beroepen vonnis kunnen worden geformuleerd, is de rolraadsheer niet gebleken, ook niet uit de brief van [X] voornoemd. Het belang van een doelmatige procesvoering brengt dan ook in dit geval niet mee dat op het incident moet worden beslist voordat van grieven kan worden gediend, terwijl de snelheid van de procedure - die door Brooke Holland c.s. wordt nagestreefd - juist is gediend met het wel nemen van de grieven door PlasBossinade c.s. In het vonnis waarvan beroep zijn PlasBossinade c.s. veroordeeld tot schadevergoeding nader op te maken bij staat; een dergelijke veroordeling, indien uitvoerbaar bij voorraad verklaard, levert voor de partij die haar treft in het algemeen ook een minder groot probleem op dat een directe veroordeling. Dat zulks in dit geval anders zou zijn, is de rolraadsheer niet gebleken. Derhalve leegt ook de aard van de incidentele vordering en het belang van PlasBossinade c.s. daarbij onvoldoende gewicht in de schaal om te oordelen dat zij met het instellen van een incidentele vordering kon volstaan om aan een akte niet dienen te ontlopen.
2.5 Derhalve verwerpt de rolraadsheer het verzoek om alsnog een separate memorie van grieven te mogen nemen. Dat PlasBossinade c.s. daardoor in haar procesmogelijkheden wordt benadeeld mag zo zijn, maar is het gevolg van het risico dat zij welbewust hebben genomen.
2.6 In het processtuk dat op 19 maart 2013 namens PlasBossinade c.s. is ingediend, worden, met name in de randnummers 17 tot 23 een aantal bezwaren tegen het vonnis waarvan beroep opgeworpen.
Volgens vast jurisprudentie van de Hoge Raad moet als grief worden aangemerkt alle gronden te worden aangemerkt die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd (vgl. HR 3 februari 2006, NJ 2006/120 en HR 20 juni 2008, LJN BC4959). Daarbij is een ruime uitleg van het begrip ‘grieven’ aangewezen en dat het niet van belang is dat de grief niet van het opschrift "grief" is voorzien is. Wel geldt dat de grieven behoorlijk in het geding moeten zijn gebracht en aan de wederpartij en de rechter duidelijk moeten maken op welke gronden vernietiging van de bestreden uitspraak wordt gewenst. De wederpartij moet immers weten waartegen zij zich heeft te verweren. Dit brengt mee dat zolang de wederpartij heeft kunnen begrijpen dat op een bepaald punt wordt gehamerd en hij daarop bedacht is, de rechter van een welwillende lezing van de grieven mag uitgaan. Daarvan is naar het oordeel van de rolraadsheer ten aanzien van de bezwaren, verwoord onder punt 17 tot 24 van voornoemd processtuk sprake. Dat dit processtuk niet tevens de aanduiding "Memorie van Grieven" draagt, acht de rolraadsheer niet van doorslaggevend belang.
2.7 Mitsdien wordt het verzoek van mr. Vreeswijk verworpen en wordt het processtuk van 19 maart 2013 tevens aangemerkt als memorie van grieven.
2.8 De rolbeslissing en rolverwijzing van 19 maart 2013 blijft daarmee in stand. Brooke Holland c.s. mogen reageren op het incidenteel verzoek, daarna wordt arrest in het incident gewezen, vervolgens mag Brooke Holland c.s. een memorie van antwoord nemen in de hoofdzaak. Desgewenst mag Brooke Holland ook het antwoord in het incident combineren met het antwoord in de hoofdzaak en kunnen partijen verzoeken om gelijktijdig arrest in het incident en de hoofdzaak.
2.9 Uiteraard mogen partijen op het daartoe aangewezen moment ook nog pleidooi verzoeken
2.10 De rolraadsheer acht geen termen aanwezig om tussentijdse cassatie open te stellen van de beslissing om geen nadere grieven toe te staan, voor zover die beslissing al aan te merken valt als een arrest, nu immers PlasBossinade niet geheel verstoken is van de mogelijkheid om het hof om een inhoudelijk oordeel te vragen.
handhaaft de rolbeslissingen, genomen op 19 maart 2013.
Alsdus gewezen op 26 maart 2013 door mr J.H. Kuiper, rolraadsheer, en mede ondertekend door de griffier.