ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6031
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geldlening en de redelijkheid en billijkheid in contractuele verplichtingen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2013, gaat het om een geschil over een geldlening tussen [appellant] en [geïntimeerde]. De zaak is ontstaan uit een eerdere uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden van 23 februari 2011, waarin de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van het restantbedrag van de geldlening door de rechtbank werd toegewezen. [appellant] had [X] in vrijwaring opgeroepen, maar deze vordering werd door de rechtbank afgewezen.
Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat er geen grieven zijn ingediend tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank. [appellant] betoogde dat [geïntimeerde] geen belang meer had bij haar vordering, omdat het geleende bedrag volledig aan [X] ten goede was gekomen. Het hof oordeelde echter dat de redelijkheid en billijkheid niet in de weg staan aan de terugbetalingsverplichting van [appellant] aan [geïntimeerde].
Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. [appellant] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt dat het enkele feit dat de ene partij haar belangen beter heeft behartigd dan de andere partij, niet voldoende is om in te grijpen in de contractuele verplichtingen. De uitspraak is van belang voor de interpretatie van redelijkheid en billijkheid in contractuele relaties.