Parketnummer: 21-000904-09
Uitspraak d.d.: 7 mei 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van
17 februari 2009 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-600376-08 en 16-500459-08, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 6 augustus 2009, 17 mei 2011 en 16 april 2013 - welk onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 23 april 2013 - en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman
mr J.L.J. Leijendekker, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep van de officier van justitie
Artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kent aan het hof de discretionaire bevoegdheid toe de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep te verklaren indien van de zijde van het openbaar ministerie geen schriftuur houdende grieven, als bedoeld in artikel 410, eerste lid, is ingediend.
In de appelschriftuur heeft de officier van justitie geen bezwaren opgegeven tegen het vonnis waarvan beroep ten aanzien van het onder 3 en 4 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 16-600376-08 en het tenlastegelegde in de zaak met het parketnummer
16-500459-08. Ter terechtzitting van 17 mei 2011 heeft de advocaat-generaal meegedeeld dat het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep op 16 mei 2011 is ingetrokken ten aanzien van voormelde feiten en dat het hoger beroep is beperkt tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 16-600376-08. De raadsman van verdachte is daarmee akkoord gegaan.
Naar het oordeel van het hof kan de omvang van het hoger beroep na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting niet meer worden beperkt door intrekking. Het hof ziet echter geen reden het vonnis waarvan beroep inhoudelijk te beoordelen ten aanzien van voormelde drie feiten. Daarom wordt de officier van justitie, op de voet van artikel 416, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, in zoverre niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan zijn oordeel onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-600376-08:
1.
primair:
hij op of omstreeks 28 maart 2008 te Houten, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en/of de medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en/of al dan niet met voorbedachten rade, althans anders dan in een opwelling, [betrokkene 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en/of al dan niet na kalm beraad en rustig overleg als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) met één of meer vuurwapen(s) eenmaal of meermalen (van korte afstand) geschoten in de richting van die [betrokkene 1] en/of (waardoor) die [betrokkene 1] in het lichaam (zijn/is) geraakt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 28 maart 2008 te Houten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [betrokkene 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- (elk) een vuurwapen in de hand genomen en/of getoond terwijl hij/zij zich in de onmiddellijke nabijheid van die [betrokkene 1] bevond(en) en/of
- die/dat vuurwapen(s) op die [betrokkene 1] gericht;
2.
primair:
hij op of omstreeks 28 maart 2008 te Houten, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en/of de medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en/of al dan niet met voorbedachten rade, althans anders dan in een opwelling, [betrokkene 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en/of al dan niet na kalm beraad en rustig overleg als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) met één of meer vuurwapen(s) eenmaal of meermalen (van korte afstand) geschoten in de richting van die [betrokkene 2] en/of (waardoor) die [betrokkene 2] in het lichaam (zijn/is) geraakt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 28 maart 2008 te Houten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [betrokkene 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- (elk) een vuurwapen in de hand genomen en/of getoond terwijl hij/zij zich in de onmiddellijke nabijheid van die [betrokkene 2] bevond(en) en/of
- die/dat vuurwapen(s) op die [betrokkene 2] gericht;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft voorwaardelijk verzocht de NFI-deskundigen Hoogeboom en Bestebreurtje en de getuige [medeverdachte 1] ter terechtzitting te horen. Gelet op de hierna te melden beslissing van het hof wordt niet voldaan aan de door de raadsman gestelde voorwaarden en behoeven zijn voorwaardelijke verzoeken geen verdere bespreking.
Gang van zaken bij de schietpartij in Houten op 28 maart 2008
Op vrijdagochtend 28 maart 2008 om ongeveer 10:45 vond er in en nabij een kantoorruimte aan de [adres] te Houten een schietpartij plaats. Betrokken waren de bewoner van dat adres, [betrokkene 3], zijn bezoekers [betrokkene 1] en [betrokkene 2] enerzijds en zijn bezoekers, [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] anderzijds. Toen de politie arriveerde trof zij [betrokkene 1] en [betrokkene 2], beiden zwaargewond, en [betrokkene 3] aan. [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden niet ter plaatse aangetroffen.
Het hof stelt vast dat de zes bij de schietpartij betrokken personen niet alleen onderling sterk verschillende verklaringen hebben afgelegd, maar dat zij ook hun eigen verklaringen nogal eens hebben bijgesteld. Zo heeft de zwaargewonde [medeverdachte 2] aanvankelijk volgehouden, dat hij op Utrecht Overvecht was neergeschoten door een hem onbekende Marokkaan. Alle betrokkenen, óók [betrokkene 3], hebben een criminele achtergrond. Aan het conflict lijkt een hoog opgelopen geschil over een grote hennepkwekerij ten grondslag te liggen.
Het hof is daarom van oordeel dat met uiterste omzichtigheid gebruik moet worden gemaakt van de door de betrokkenen afgelegde verklaringen en dat bij de reconstructie van de gebeurtenissen de resultaten van het forensisch-technisch onderzoek van doorslaggevend gewicht moeten zijn.
Het navolgende kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld.
De verdachten [verdachte], [medeverdachte 1], en [medeverdachte 2] zijn op vrijdagochtend 28 maart 2008 gezamenlijk naar Houten gegaan. [medeverdachte 1] had een vuurwapen, een pistool van het merk Glock, kaliber .45, bij zich. Toen zij de kantoorruimte betraden waren daar [betrokkene 3], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] aanwezig.
Er ontstond al snel ruzie, waaraan vuurwapens te pas kwamen. [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [medeverdachte 2] zijn min of meer zwaar gewond geraakt.
Ter plaatse zijn zeven kogels, een kogelmantel, tien hulzen en een patroon gevonden. In de heup van [betrokkene 1] is een kogel gevonden. Uit de rechterborst van [medeverdachte 1] is - pas op 16 december 2008 - eveneens een kogel verwijderd. Op de plaats van de schietpartij zijn géén vuurwapens gevonden. Door tussenkomst van de raadsman van [medeverdachte 1] zijn op 20 november 2009 twee vuurwapens, een pistool, Glock, kaliber .45, en een pistool, Glock 9x19, ter beschikking gekomen.
Twee van de tien gevonden hulzen zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met één en hetzelfde vuurwapen, kaliber 9mm Parabellum, hoogstwaarschijnlijk genoemde Glock 9x19. Zes van de tien gevonden hulzen zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met één en hetzelfde vuurwapen, kaliber .45 ACP, hoogstwaarschijnlijk genoemde Glock .45. De laatste twee van de tien gevonden hulzen hulzen zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met één en hetzelfde vuurwapen, kaliber .22 Long Rifle.
De advocaat-generaal heeft betoogd, dat alle drie vuurwapens door [verdachte], [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] zijn meegenomen. Logischerwijze moet dan een van hen het eerst een vuurwapen hebben getrokken en - hoogstwaarschijnlijk - het eerst hebben geschoten.
Naar het oordeel van het hof lijkt de door de advocaat-generaal opgezette redenering sluitend, maar is zij te fragiel. De juistheid van haar stelling valt of staat immers met de juistheid van haar aanname, dat de in het lichaam van [medeverdachte 1] gevonden kogel daarin niet bij de schietpartij op 28 maart 2008 terecht is gekomen. Aan de advocaat-generaal kan worden toegegeven dat het vreemd is, dat bij [medeverdachte 1] geen schotverwondingen zijn geconstateerd. Daar staat tegenover dat het om een klein kaliber kogel gaat (.22) en dat hij eerst op 8 mei 2008 lichamelijk is onderzocht. Bovendien “mist” er in de redenering van de advocaat-generaal een kogel van het kaliber .22. Ook de overige door de advocaat-generaal genoemde argumenten overtuigen het hof niet van de juistheid van haar stelling.
Naar het oordeel van het hof is daarom uit de voorhanden verklaringen en de resultaten van het forensisch-technisch onderzoek niet met voldoende mate van zekerheid op te maken wie van de aanwezigen wèl en wie er niet een vuurwapen had, zulks met uitzondering van [medeverdachte 1]. Ook is naar het oordeel van het hof niet met voldoende mate van zekerheid vast te stellen, wie het eerst een vuurwapen heeft getrokken en wie er als eerste heeft geschoten.
Het hof heeft - evenals de rechtbank - uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op [betrokkene 2] en op [betrokkene 1] geschoten. Het schieten op [betrokkene 2] vond buiten plaats, terwijl op dat moment verdachte en [betrokkene 1] binnen waren. Het hof is mèt de advocaat-generaal van oordeel dat niet bewezen kan worden dat bij dit schieten op [betrokkene 2] sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1]. Het hof volgt ten aanzien van dit feit de eis tot vrijspraak van de advocaat-generaal.
Ook ten aanzien van het schieten door [medeverdachte 1] op [betrokkene 1] valt niet te bewijzen, dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1]. Dat - zoals de advocaat-generaal stelt - ook verdachte zelf op [betrokkene 1] heeft geschoten en hem moet hebben geraakt, is gebaseerd op haar hiervoor door het hof verworpen redenering. Naar het oordeel van het hof kan niet worden bewezen, dat verdachte zelf op [betrokkene 1] heeft geschoten, zodat hij ook van dit feit moet worden vrijgesproken.
Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen het vonnis waarvan beroep ten aanzien van het onder 3 en 4 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 16-600376-08 en het in de zaak met het parketnummer 16-500459-08 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-600376-08 onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr J.P. Bordes, voorzitter,
mr R. van den Heuvel en mr M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Hermans, griffier,
en op 7 mei 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr M. van Seventer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.