GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof 200.113.229/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, 188237/ HL ZA 11-865)
arrest van de eerste kamer in het incident ex art. 843a Rv van 7 mei 2013
[appellanten 1 t/m 12]
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. J.T. Fuller, kantoorhoudend te Zwolle,
[geïntimeerden 1 t/m 8]
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. N. Robijn-Meijer, kantoorhoudend te Middelharnis.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 16 november 2011 en 30 mei 2012 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 28 augustus 2012,
- de memorie van grieven tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv (met producties),
- de memorie van antwoord in het incident.
2.2 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in incident overgelegd en heeft het hof arrest in incident bepaald. In het dossier van [appellanten] ontbreken bij productie 6 de pagina's 2 tot en met 4 van het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 28 maart 2012. Het hof heeft daarvoor geput uit het procesdossier van [geïntimeerden]
2.3 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313)
wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
2.4 De incidentele vordering van [appellanten] luidt:
"Primair
[geïntimeerden] te veroordelen tot afgifte aan [appellanten], dan wel het ter griffie van de rechtbank deponeren van de volgende stukken:
1. kopie van de (ver)koopovereenkomst van kWh's die [geïntimeerden] in 1999 sloten met Nuon;
2. kopie van de aanvraag en van de brief dan wel beschikking waarmee de kostenvergoeding van SenterNovem werd vastgesteld, inclusief de aan deze beschikking verbonden voorwaarden;
3. een afschrift van de overeenkomst/ order met Vestas ter zake van de in opdracht van [geïntimeerden] uitgevoerde renovatiewerkzaamheden in de jaren 2006/2007;
4. kopieën van de overeenkomsten die [geïntimeerden] sloten met betrekking tot normaal onderhoud en verzekeringen;
5. kopie van de jaarrekeningen of gespecificeerde overzichten van de investeringen in de jaren 1999/2000 en 2006/2007 van de van de verschillende vennootschappen.
Subsidiair
[geïntimeerden] te veroordelen tot afgifte aan [appellanten], dan wel het ter griffie van de rechtbank deponeren van de hiervoor onder 1-5 opgesomde bescheiden op de voet van het bepaalde in artikel 22 Rv.
Primair en subsidiair
Met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedure in het incident."
3. Aanduiding van het geschil
3.1 Het gaat in deze zaak om het volgende. [appellanten] wonen aan de [straat 1] en [geïntimeerden] aan de [straat 2]. Hun percelen worden gescheiden door een poldersloot. Op 12 februari 1999 hebben partijen een overeenkomst gesloten betreffende de vestiging en exploitatie van zeven windmolens door [geïntimeerden] Deze overeenkomst is tot stand gekomen nadat bleek dat de gemeente [X] slechts één vergunning wilde verlenen voor het oprichten van een windmolenproject in een lijnopstelling, en dat zij die vergunning voorts alleen wilde afgeven indien [geïntimeerden] met [appellanten] overeenstemming zouden bereiken over de vestiging van de windmolens.
3.2 De overeenkomst voorziet in een financiële vergoeding ten behoeve van [appellanten], kort gezegd inhoudende dat [geïntimeerden] gedurende de eerste periode van 120 maanden, zijnde tot 1 december 2009, ieder jaar fl. 0,01 aan [appellanten] uitkeren voor ieder kWh die de windmolens volgens de officiële meetgegevens aan hetzij [geïntimeerden] voor eigen gebruik, hetzij aan het elektriciteitsnet hebben geleverd en door de afnemers van deze kWh's aan [geïntimeerden] zijn betaald. Vanaf 1 december 2009 betalen [geïntimeerden] ingevolge de overeenkomst, wederom gedurende een periode van 120 maanden, 10% van de jaarlijks in totaal ontvangen vergoeding, in welke vorm dan ook genoten, voor de door de windmolens geleverde stroom. Na ommekomst van deze 240 maanden zou een periode van vijf jaar ingelast worden waarbinnen [geïntimeerden] geen vergoeding aan [appellanten] verschuldigd zouden zijn.
3.3 Tussen partijen is een geschil ontstaan over de (uitleg van de) overeenkomst. Aanleiding daartoe waren met name de door SenterNovem (destijds agentschap van het Ministerie van Economische Zaken) aan [geïntimeerden] uitgekeerde vergoedingen, die bij beschikkingen van juli 2007 aan [geïntimeerden] zijn toegekend in verband met de renovatie van de windturbines. Deze renovatie was in 2005 in opdracht van [geïntimeerden] uitgevoerd door Vestas. [appellanten] zijn van mening dat de vergoedingen van SenterNovem onderdeel uitmaken, althans behoren uit te maken, van de financiële vergoeding die hen op grond van de overeenkomst toekomt.
3.4 [appellanten] hebben een procedure aanhangig gemaakt waarin zij - voor zover in dit incident relevant - primair een verklaring voor recht hebben gevorderd dat zij op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst recht hebben op een evenredig gedeelte van de aan [geïntimeerden] uitgekeerde vergoeding voor de renovatie van de windturbines, subsidiair dat de overeenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden gewijzigd zal worden, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat [appellanten] recht hebben op een evenredig deel van de vergoeding, en meer subsidiair dat [appellanten] op grond van de overeenkomst jaarlijks recht hebben op een evenredig gedeelte van de aan [geïntimeerden] uitgekeerde vergoeding, zijnde 10% van de door [geïntimeerden] ontvangen tegemoetkoming in welke vorm dan ook genoten, hetgeen overeenkomt met jaarlijks 10% van 80% van de ontvangen tegemoetkoming vanaf 2010 tot en met 2017.
Voorts hebben [appellanten] een verklaring voor recht gevorderd dat met de zinsnede "in welke vorm dan ook genoten" in artikel 2b van de overeenkomst wordt bedoeld alle inkomsten die met de windturbines worden verkregen, niet alleen de inkomsten op grond van ontvangen stroom, alsmede een verklaring voor recht dat het laatste onderdeel van artikel 5c van de overeenkomst, inhoudende dat in de periode tussen 240 maanden en 300 maanden geen vergoeding is verschuldigd, komt te vervallen.
3.5 Bij vonnis van 30 mei 2012 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, bepaald dat de overeenkomst wordt gewijzigd in die zin dat de laatste zin van artikel 5c van de overeenkomst "In de periode tussen 240 maanden en 300 maanden is geen vergoeding verschuldigd" komt te vervallen en dat met de zinsnede "in welke vorm dan ook genoten" wordt bedoeld alle opbrengsten die met de windturbines worden verkregen, niet alleen opbrengsten op grond van ontvangen stroom. De rechtbank heeft daarbij de overige vorderingen van [appellanten] afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
3.6 [appellanten] zijn bij dagvaarding van 28 augustus 2012 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. Bij memorie van grieven tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv, hebben [appellanten] dertien grieven opgeworpen en het onderhavige incident geopend.
4. De motivering van de beslissing in het incident
4.1 Ter onderbouwing van hun incidentele vordering hebben [appellanten] het volgende aangevoerd. Op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst hebben [appellanten] het recht de juistheid van de door [geïntimeerden] gedane betalingen te controleren. Teneinde de gedane betalingen te kunnen controleren, dienen [geïntimeerden] aan [appellanten] de mogelijkheid te geven één en ander te kunnen verifiëren. Tot op heden hebben [geïntimeerden] de daarvoor benodigde stukken niet willen verstrekken, reden waarom [appellanten] thans vorderen dat bepaalde bescheiden door [geïntimeerden] moeten worden afgegeven. [appellanten] stellen bij afgifte van deze stukken een rechtmatig belang te hebben gezien de tussen partijen gesloten overeenkomst. Daarbij zijn de gevorderde bescheiden gespecificeerd en bepaald. Nu de documenten betrekking hebben op de windmolens, ter zake waarvan [appellanten] op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst financiële aanspraken kunnen doen gelden, zien de gevorderde bescheiden volgens [appellanten] op een rechtsbetrekking waarbij zij partij zijn.
4.2 In hun antwoordmemorie stellen [geïntimeerden] dat, zolang niet vaststaat of [appellanten] recht hebben mee te delen in de aan hen uitgekeerde kostenvergoeding, zij geen rechtmatig belang hebben bij inzage in de aanvraag bij en de beschikking van SenterNovem en de overeenkomst met Vestas. Ook hebben [appellanten] geen rechtmatig belang bij inzage in de overeenkomst met Nuon, noch in de door [geïntimeerden] gesloten onderhouds- en verzekeringsovereenkomsten en de jaarrekeningen of gespecificeerde overzichten van de investeringen in de jaren 1999/2000 en 2006/2007. Het vergoedingensysteem zoals opgenomen in de overeenkomst was volgens [geïntimeerden] juist overeengekomen zodat [appellanten] slechts inzage behoefden te verkrijgen in de officiële meetgegevens, terwijl bij toewijzing van de incidentele vordering [appellanten] volledige inzage verkrijgen in de bedrijfsvoering en de financiële gegevens van [geïntimeerden]
4.3 Het hof overweegt als volgt. Een exhibitievordering ex art. 843a Rv komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking indien is voldaan aan de volgende, cumulatieve voorwaarden:
(1) degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben, en
(2) het moet gaan om bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
Is aan deze voorwaarden voldaan, dan bestaat op grond van art. 843a lid 4 Rv desalniettemin geen gehoudenheid tot overlegging van de bescheiden indien daarvoor gewichtige redenen bestaan, of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
4.4 Voor de beoordeling of [appellanten], zoals in dit incident gevorderd, recht hebben op inzage, afschrift of uittreksel van de door hen verlangde bescheiden, is het noodzakelijk dat zij in voldoende mate beschrijven welke stellingen zij met die bescheiden denken te kunnen onderbouwen. [appellanten] hebben zich op het standpunt gesteld dat zij de door [geïntimeerden] gedane betalingen wensen te verifiëren. Zonder nadere toelichting - die [appellanten] niet, althans onvoldoende, gegeven hebben - valt naar het oordeel van het hof niet in te zien waarom [appellanten] voor dat doeleinde inzicht dienen te verkrijgen in de overeenkomst met Nuon uit 1999, de aanvraag bij en de beschikkingen van SenterNovem, de overeenkomst met Vestas, de onderhouds- en verzekeringsovereenkomsten en de jaarrekeningen of gespecificeerde overzichten van de investeringen van de verschillende vennootschappen.
Op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst komt [appellanten] het recht toe de juistheid van de gedane betalingen te laten controleren door een accountant. [geïntimeerden] hebben dienaangaande aangegeven dat hun accountant de jaarlijkse opgaven over de geleverde kWh's, tezamen met de officiële meetgegeven van de netbeheerder, aan [appellanten] heeft doen toekomen. Derhalve moet worden aangenomen dat [appellanten] voldoende mogelijkheid is geboden deze aan hen gedane betalingen op hun juistheid te controleren.
Voor zover [appellanten] inzage wensen te verkrijgen in de genoemde bescheiden ter onderbouwing van hun stelling dat op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst de (kosten)vergoeding van SenterNovem naar evenredigheid aan [appellanten] toekomt, dan wel toe behoort te komen, overweegt het hof het volgende. Gesteld noch gebleken is dat de door SenterNovem uitgekeerde bedragen betalingen betreffen voor aan haar geleverde kWh's, terwijl tussen partijen voorts niet in geschil is dat de vergoedingen door SenterNovem zijn uitgekeerd in 2007. Blijkens de overeenkomst zijn [appellanten] in die periode, namelijk tot 1 december 2009, een contante vergoeding voor de geleverde en aan [geïntimeerden] betaalde kWh's overeengekomen en heeft een vergoeding van de opbrengsten van de windmolens 'in welke vorm dan ook genoten' slechts betrekking op de periode na 1 december 2009. Dat [appellanten] een rechtmatig belang hebben bij inzage in de aanvraag bij en de beschikkingen van SenterNovem, is door hen dan ook vooralsnog onvoldoende gemotiveerd. Ook ten aanzien van de inzage in de overige gevorderde bescheiden hebben [appellanten] onvoldoende beschreven dat zij daarbij een rechtmatig belang hebben. De enkele mogelijkheid dat met de verlangde stukken een van de stellingen van [appellanten] zou kunnen worden aangetoond, is daartoe onvoldoende. De vordering van [appellanten] vertoont dan ook trekken van een "fishing expedition", waarvoor artikel 843a Rv nadrukkelijk geen ruimte biedt.
4.5 Voor zover [appellanten] bedoelen dat de afgesproken vergoeding voor geleverde stroom gebaseerd is op de geschatte opbrengst minus de kosten, terwijl die kosten nu achteraf (veel) lager blijken te zijn en zij daarom aanpassing van de overeenkomst wensen, dient eerst die vraag in de hoofdzaak te worden beantwoord alvorens [appellanten] een rechtmatig belang krijgen bij de stukken ten aanzien van die kosten. De incidentele vordering van [appellanten] komt derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.
4.6 Ook voor zover de vordering is gegrond op artikel 22 Rv kan deze niet slagen. Aan artikel 22 Rv kunnen [appellanten] geen vorderingsrecht ontlenen. Deze bepaling geeft aan de rechter een eigen, discretionaire bevoegdheid om van procespartijen te verlangen bepaalde bescheiden over te leggen. Het moet aan het procesbeleid van de kamer die over de hoofdzaak oordeelt worden overgelaten of van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt.
De slotsom
4.7 De conclusie luidt dat de incidentele vorderingen van [appellanten] zullen worden afgewezen. Het hof zal een beslissing over de kosten van het geding aanhouden tot de beslissing in de hoofdzaak.
5.1 De zaak zal naar de rol worden verwezen voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
In het incident
wijst de vorderingen van [appellanten] af;
houdt de beslissing over de kosten van dit incident aan tot de beslissing in de hoofdzaak;
In de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 18 juni 2013 voor het nemen van memorie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.E.L. Fikkers en mr. L. Groefsema en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 7 mei 2013 in bijzijn van de griffier.