ECLI:NL:GHARL:2013:BZ9801

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.102.542/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van beheerder voor schade door hennepkwekerij

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om de aansprakelijkheid van de gedaagde, [appellant], als beheerder van een woning waar een hennepkwekerij werd aangetroffen. De zaak volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de vordering van de eiser, [geïntimeerde], werd toegewezen. De feiten van de zaak zijn als volgt: [geïntimeerde] was mede-eigenaar van een woning die hij via [appellant] had verhuurd aan [X]. De elektriciteitsaansluiting stond op naam van [geïntimeerde]. In 2010 ontdekte [geïntimeerde] dat er een hennepkwekerij in de woning was, wat leidde tot een vordering van netbeheerder Liander NV tegen [geïntimeerde] voor schade door illegale elektriciteitsafname. De rechtbank had [appellant] veroordeeld om de schade te vergoeden, maar [appellant] ging in hoger beroep.

In hoger beroep betoogde [appellant] dat hij geen wetenschap had van de hennepkwekerij en dat er geen beheersovereenkomst was. Het hof oordeelde dat de enkele wetenschap van [appellant] niet voldoende was om aansprakelijkheid te vestigen. Het hof concludeerde dat de stellingen van [geïntimeerde] niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen bewijs was geleverd voor de claims. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van [geïntimeerde] af, waarbij het hof [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties veroordeelde. De uitspraak werd gedaan op 7 mei 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.102.542/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 183848/ HA ZA 11-426)
arrest van de tweede kamer van 7 mei 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in vrijwaring,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. M.J.R. Roethof, kantoorhoudend te Arnhem,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in vrijwaring,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. B.J.R. Loijmans, kantoorhoudend te Amsterdam.
1. Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis in vrijwaring van 9 november 2011 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 8 februari 2012 (met grieven),
- de memorie van antwoord (met producties),
- een akte van [appellant],
- een antwoordakte.
2.2 Vervolgens heeft [geïntimeerde] de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
2.4 De vordering van [appellant] luidt:
"bij arrest voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te vernietigen het vonnis van de rechtbank te Zwolle-Lelystad, sector civiel, tussen partijen, onder zaaknummer / rolnummer 183848 / HA ZA 11-426, gewezen op 9 november 2011, met afwijzing van de vordering van geïntimeerde, althans zodanige voorzieningen te treffen als uw Gerechtshof in goede justitie zal vermenen te behoren met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
3. De vaststaande feiten
3.1 Tussen partijen staat het volgende vast. [geïntimeerde] is mede-eigenaar van een woning, gelegen aan de [adres] in [woonplaats]. Door bemiddeling van [appellant] als eigenaar van het bedrijf Intercity All Services is deze woning met ingang van 18 december 2009 voor € 1.500,- per maand exclusief leveringen en diensten verhuurd aan [X]. De elektriciteitsaansluiting stond op naam van [geïntimeerde]. Overeenkomstig de daartoe met [appellant] gemaakte afspraken, is de huur hierna telkens contant door [appellant] aan [geïntimeerde] betaald.
3.2 In de loop van 2010 zijn de sloten op de deur van de woning zonder overleg met [geïntimeerde] vernieuwd. In mei 2010 bleek [geïntimeerde] dat zich in de woning een hennepkwekerij bevond. [geïntimeerde] is naar aanleiding daarvan door netbeheerder Liander NV gedagvaard tot betaling van door Liander NV geleden schade als gevolg van illegale afname van elektriciteit. Deze schade is na bemiddeling tussen partijen in de hoofdzaak vastgesteld op een door [geïntimeerde] aan de Liander te betalen bedrag van € 7.650,-. [geïntimeerde] heeft [appellant] in vrijwaring opgeroepen ter zake van deze vordering.
4. De procedure in eerste aanleg
De rechtbank heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en heeft [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen datgene waartoe [geïntimeerde] in de hoofdzaak wordt veroordeeld, met inbegrip van de toegewezen kostenveroordeling. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de stellingen van [geïntimeerde] het gevorderde kunnen dragen en door [appellant] niet zijn weersproken. Tegen dat oordeel is de eerste grief gericht.
5. Grief 1
5.1 De grief richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de stellingen van [geïntimeerde] het gevorderde kunnen dragen. [appellant] heeft gesteld dat hij geen weet had van de aangetroffen hennepplantage en dat geen sprake was van een beheersovereenkomst.
5.2 Het hof stelt voorop dat de enkele wetenschap aan de zijde van [appellant] geen aansprakelijkheid vestigt. Bovendien overstijgt het standpunt van [geïntimeerde] in dit verband niet het niveau van veronderstellingen. Meer in het bijzonder wordt dat door hem niet afdoende onderbouwd met de enkele opmerking dat [appellant] [X] waarschijnlijk kende, dat het paspoort van [X] waarschijnlijk vals was, en dat [appellant] regelmatig is de woning was en de meterstanden heeft doorgegeven. Bovendien wordt van deze door [appellant] bestreden stellingen door [geïntimeerde] geen bewijs aangeboden.
5.3 Ook hetgeen voor het overige aan de vordering ten grondslag is gelegd, kan deze niet dragen. [geïntimeerde] beperkt zich namelijk - voor zover al van belang - tot de opmerking dat hij zijn eigen post niet kon ophalen doordat de sloten vervangen waren, dat hij daarna zijn post van [appellant] kreeg omdat [X] prijs zou stellen op zijn privacy, en dat [appellant] vervanging van een kapotte ruit heeft geregeld. Die feiten en omstandigheden, die niet door [appellant] zijn betwist, kunnen de stelling dat sprake was van een beheersovereenkomst niet dragen. Gegeven het feit dat [geïntimeerde] als verhuurder aan [X] het ongestoorde huurgenot diende te verschaffen, valt niet in te zien dat [appellant] op grond van dergelijke omstandigheden tegenover hem aansprakelijk zou kunnen zijn voor de schade die is opgetreden als gevolg van de exploitatie door de [X] van een hennepkwekerij in het gehuurde. Bovendien wordt een en ander bestreden en is ook hier geen bewijs van aangeboden.
6. Grief 2
De tweede grief ziet op de proceskosten en heeft geen zelfstandige betekenis.
7. Slotsom
De grief slaagt, zodat het bestreden vonnis moet worden vernietigd.
Het hof zal [geïntimeerde] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht € 0,00
totaal verschotten € 0,00 en voor salaris advocaat/gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief:
€ 0,00
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 96,59
- griffierecht € 291,00
totaal verschotten € 387,59 en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
1,5 punten x € 632,- € 948,-
8. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank te Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad van 9 november 2011 en doet opnieuw recht;
wijst de vordering af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellant] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op nihil voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op nihil voor verschotten en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 948,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 387,59 voor verschotten;
verklaart dit arrest (voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, W. Breemhaar en I. Tubben en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 mei 2013.