ECLI:NL:GHARL:2013:CA1132
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M.L.H.E. Roessingh-Bakels
- M.J. Stolwerk
- M.B.T.G. Steeghs
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende onderbouwing ongewenstverklaring
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht. De verdachte was ten laste gelegd dat hij als ongewenst vreemdeling in Nederland verbleef, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij ongewenst was verklaard. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken omdat de beschikking van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) waarin de ongewenstverklaring was vastgelegd, niet voldoende was gemotiveerd. De beschikking, gedateerd 1 december 2006, bevatte geen duidelijke gronden voor de ongewenstverklaring volgens artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000. Hierdoor kon deze beslissing niet dienen als basis voor een strafrechtelijke veroordeling.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De advocaat-generaal had gerekwireerd tot een bewezenverklaring, maar de raadsvrouw van de verdachte betoogde dat de ongewenstverklaring was opgeheven door een inreisverbod van twee jaar. Het hof heeft de argumenten van de raadsvrouw gevolgd en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De beslissing van het hof is genomen na onderzoek op de terechtzitting van 24 april 2013, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging door de raadsvrouw.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van een deugdelijke motivering van besluiten van de IND, vooral wanneer deze besluiten als basis dienen voor strafrechtelijke vervolging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij op de tenlastegelegde datum in Nederland verbleef als ongewenst vreemdeling, en heeft hem derhalve vrijgesproken.