ECLI:NL:GHARL:2013:CA2191
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Raadkamer
- M. van Schuijlenburg
- A. Anjewierden
- J. de Witt
- Rechtspraak.nl
Detentie uit ander hoofde staat niet aan uitvoerbaarheid taakstraf in de weg
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2013 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde die momenteel gedetineerd is. De veroordeelde was eerder door het gerechtshof Leeuwarden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende jeugddetentie van 75 dagen zou worden opgelegd. De advocaat-generaal had echter aangegeven dat de taakstraf niet uitvoerbaar was, omdat de veroordeelde een langdurige gevangenisstraf uitzat die hem verhinderde de werkstraf uit te voeren.
Tijdens de behandeling ter zitting op 23 mei 2013 heeft het hof de advocaat-generaal, de veroordeelde en zijn advocaat gehoord. De advocaat van de veroordeelde, mr. J.T.E. Vis, stelde dat zijn cliënt niet in staat was de werkstraf uit te voeren vanwege zijn detentie. Het hof heeft de relevante stukken en de eindrapportage van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de taakstraf niet uitvoerbaar was door de detentie.
Het hof heeft echter geoordeeld dat op grond van artikel 77m, lid 9, van het Wetboek van Strafrecht de termijn voor het uitvoeren van de werkstraf automatisch wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde zijn vrijheid is ontnomen. Dit betekent dat de veroordeelde de werkstraf na afloop van zijn detentie alsnog kan uitvoeren. Het hof heeft geconcludeerd dat de stelling van de advocaat-generaal, dat deze regeling alleen geldt voor kortdurende detenties, geen steun vindt in het recht. Daarom heeft het hof het bezwaarschrift gegrond verklaard, wat betekent dat de veroordeelde alsnog de mogelijkheid heeft om zijn taakstraf uit te voeren na zijn detentie.