ECLI:NL:GHARL:2013:CA2194
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Raadkamer
- J. van Schuijlenburg
- A. Anjewierden
- M. de Witt
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van verzoek tot schadevergoeding na kennisgeving sepot in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzoek tot schadevergoeding na een kennisgeving van sepot. De verzoeker, geboren in 1984, had schadevergoeding gevraagd van de Staat voor de schade die hij had geleden door ondergane detentie in een strafzaak. De rechtbank had de verzoeker eerder niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Het hof oordeelde dat het redelijk is om uit te gaan van de datum waarop de gewezen verdachte van de beslissing kennis heeft kunnen nemen. In dit geval was er een kennisgeving van sepot, maar het hof kon niet vaststellen dat deze daadwerkelijk aan de verzoeker was verzonden. Hierdoor werd aangenomen dat de kennisgeving pas in april/mei 2012 aan de verzoeker bekend was gemaakt, waardoor het verzoekschrift tijdig was ingediend.
Het hof heeft vervolgens de feiten van de zaak beoordeeld. De verzoeker was 15 dagen in hechtenis geweest op het politiebureau, deels in Duitsland en deels in Nederland, en was op 13 januari 2010 door het openbaar ministerie geïnformeerd dat hij niet verder vervolgd zou worden. De zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de verzoeker een schadevergoeding toe te kennen voor de immateriële schade die hij had geleden door de detentie. De vergoeding werd vastgesteld op € 1.470,- voor de 14 dagen detentie, plus kosten voor de indiening en behandeling van het verzoek in eerste aanleg en hoger beroep, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 2.560,-. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en het hof kende de vergoeding toe aan de verzoeker, met de opdracht tot betaling door de Staat.