ECLI:NL:GHARL:2013:CA3241

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.123.440/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van [X], de wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige, om machtiging te verkrijgen om namens de minderjarige de nalatenschap van de erflater te verwerpen. De erflater is op 7 oktober 2012 overleden, en de nalatenschap blijkt negatief te zijn, met een schuld aan een kredietmaatschappij en een negatief banksaldo. Het hof constateert dat [X] in hoger beroep niet heeft aangegeven of hij de nalatenschap inmiddels heeft verworpen, noch of de termijn voor verwerping is verstreken. Het hof heeft [X] de gelegenheid gegeven om zich hierover uit te laten binnen twee weken na de uitspraak. De beslissing van het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat [X] zich heeft uitgesproken over de rechtsoverwegingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.123.440/01
(zaaknummer rechtbank Assen 359103 / EN VERZ 12-7287)
beschikking van de tweede kamer voor burgerlijke zaken van 14 juni 2013
[X],
in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de minderjarige,
verzoeker,
in eerste aanleg: verzoeker,
hierna te noemen: [X],
advocaat: mr. L.C. van der Veer, kantoorhoudende te Meppel.
Het procesverloop
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 14 maart 2013, is [X] in hoger beroep gekomen van de beschikking d.d. 17 december 2012 van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen, hierna te noemen de kantonrechter.
Het verzoek van [X] in hoger beroep strekt - naar het hof begrijpt - ertoe om de hiervoor genoemde beschikking, hierna te noemen de beroepen beschikking, te vernietigen en alsnog aan [X] machtiging te verlenen om namens de minderjarige de nalatenschap van [de erflater], hierna te noemen de erflater, te verwerpen.
Verzoeker heeft aan het hof te kennen gegeven dat hij geen prijs stelt op een mondelinge behandeling van het verzoek.
De beoordeling
1. De feiten
Aan het verzoek van [X] als oorspronkelijk verzoeker zijn de volgende feiten ten grondslag gelegd:
(i) De erflater is geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] en overleden te [plaats], terwijl [woonplaats] zijn laatste woonplaats was, op 7 oktober 2012.
(ii) De minderjarige behoort tot degenen die als erfgenaam tot de nalatenschap van erflater zijn geroepen mits [X], zijn vader en wettelijk vertegenwoordiger, in privé de nalatenschap van de erflater heeft verworpen.
(iii) Het saldo van de nalatenschap is negatief. De nalatenschap bestaat uit een negatief saldo op rekening nummer [rekeningnummer] ten belope van € 393,65 en een schuld aan de kredietmaatschappij LaSer ten belope van € 31.138,12.
2. Met betrekking tot de grief:
2.1 In de stellingen van [X] ligt de grief besloten dat de kantonrechter ten onrechte geen machtiging heeft verleend om de nalatenschap van de erflater te verwerpen.
2.2 Het hof constateert dat [X] zich er in hoger beroep niet over heeft uitgelaten of hij, in privé, inmiddels de nalatenschap van de erflater heeft verworpen.
2.3 Het hof constateert voorts dat [X] zich er in hoger beroep niet over heeft uitgelaten of de in art. 4:193 lid 1 tweede zin BW bedoelde termijn van drie maanden, te rekenen van het tijdstip waarop de nalatenschap of een aandeel daarin de minderjarige als erfgenaam toekomt, eventueel na één of meer verlengingen op de voet van art. 4:193 lid 1 derde zin BW in verbinding met art. 4:192 lid 2 tweede zin BW, al dan niet is verstreken (vgl. Parl. Gesch. Inv. Boek 4, p. 2196; Hof Amsterdam 29 januari 2013, BZ0802).
2.4 Alvorens verder te beslissen, zal het hof [X] in de gelegenheid stellen om zich over hetgeen in de rechtsoverwegingen 2.2 en 2.3 is overwogen, uit te laten.
Beslissing
Het hof:
stelt [X] in de gelegenheid om zich uiterlijk twee weken na heden uit te laten als bedoeld in rechtsoverweging 2.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven door mrs. W. Breemhaar, voorzitter, M.E.L. Fikkers en G. K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 14 juni 2013 in bijzijn van de griffier.