Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 december 2014, is het hoger beroep ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, heeft op 9 september 2014 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter van 10 juni 2014. De zaak was gepland voor een zitting op 3 februari 2015. Echter, op de eerst dienende dag, 23 september 2014, heeft zich namens de appellant geen advocaat gesteld. Het hof heeft de appellant de gelegenheid gegeven om binnen een bepaalde termijn alsnog een advocaat te stellen, maar op de gestelde data, 7 oktober en 28 oktober 2014, heeft de appellant geen advocaat aangesteld. De zaak is vervolgens op 13 oktober 2015 opnieuw op de rol geplaatst voor het stellen van een advocaat, maar ook op 18 november 2014 heeft de appellant geen advocaat gesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet heeft voldaan aan de verplichting om een advocaat te stellen, zoals vereist volgens artikel 123 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Gezien het verzuim van de appellant om dit te herstellen, heeft het hof besloten om de geïntimeerde van de instantie te ontslaan. De appellant wordt in hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij beschouwd en wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De kosten zijn vastgesteld op € 316,00 aan salaris voor de advocaat en € 398,27 aan verschotten. Dit arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.