Uitspraak
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikking op de incidentele verzoeken in de zaak van
[de vrouw],
de vrouw,
de man,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2014 uitspraak gedaan over incidentele verzoeken van de vrouw, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Groningen. De rechtbank had op 18 december 2012 beslissingen genomen over de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en deze uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De man had in hoger beroep verzocht om vernietiging van deze beschikking, terwijl de vrouw in haar verweerschrift ook incidenteel beroep instelde.
De vrouw verzocht het hof om de uitvoerbaarheid bij voorraad van de eerdere beschikking te herstellen, omdat zij in een financiële noodsituatie verkeerde. Het hof oordeelde dat de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad op goede gronden was ingesteld en dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat de omstandigheden waren gewijzigd. De vrouw had slechts in algemene termen gesteld dat zij zonder inkomen zat, terwijl de man in staat was om inkomen te genereren.
Daarnaast deed de vrouw een verzoek tot exhibitie van bepaalde stukken, maar het hof oordeelde dat zij geen belang had bij dit verzoek, aangezien dit eerder door de rechtbank was afgewezen en zij geen hoger beroep had ingesteld tegen die beslissing. Het hof concludeerde dat beide incidentele verzoeken van de vrouw moesten worden afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.
De beslissing van het hof werd genomen door de rechters J.D.S.L. Bosch, J.G. Idsardi en D.J. Buijs en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.