ECLI:NL:GHARL:2014:1947
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep kort geding
- M.H.H.A. Moes
- A.E.F. Hillen
- R. Prakke-Nieuwenhuizen
- Rechtspraak.nl
Verdeling van een gemeenschappelijke woning na beëindiging van een affectieve relatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de verdeling van een gemeenschappelijke woning na het beëindigen van een affectieve relatie. De vrouw, appellante, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld bij de rechtbank Overijssel, waarin zij de man, geïntimeerde, verzocht om medewerking te verlenen aan de overdracht van zijn aandeel in de woning. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen, wat de vrouw heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De vrouw stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de vordering, omdat de woning al geruime tijd te koop staat en de woningmarkt verslechtert. Ze heeft ook aangegeven dat ze in financiële problemen verkeert, aangezien ze een andere woning in Duitsland heeft moeten verkopen. De man heeft de vordering betwist en stelt dat de waarde van de woning hoger is dan de vrouw beweert. Het hof heeft vastgesteld dat de waarde van de woning tussen partijen ter discussie staat en dat de overdracht van de woning aan de vrouw in feite een verdeling van de gemeenschap inhoudt.
Het hof heeft geoordeeld dat de zaak zich niet leent voor afdoening in kort geding, omdat de waarde van de woning moet worden vastgesteld en dit niet kan gebeuren in een kort geding. De grieven van de vrouw zijn afgewezen en het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. De kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft de beslissing op 11 maart 2014 openbaar uitgesproken.