Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2014, betreft het een geschil tussen de vader en de moeder over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor hun kinderen na hun echtscheiding op 2 maart 2012. De vader, met zowel de Pakistaanse als de Nederlandse nationaliteit, en de moeder, met de Pakistaanse nationaliteit, hebben samen het gezag over hun kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De vader verzoekt het hof om een omgangsregeling waarbij [kind 2] om de twee weken bij hem verblijft, maar de moeder vreest dat de vader [kind 2] naar Pakistan zal ontvoeren.
De rechtbank had eerder de verzoeken van de vader afgewezen, en de vader is in hoger beroep gegaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 januari 2014 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd. De raad heeft in een rapport aangegeven dat er een reëel risico bestaat voor ontvoering van [kind 2] door de vader, wat de moeder bevestigt met haar zorgen over eergerelateerd geweld.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de vrees van de moeder voor ontvoering reëel is. Het hof heeft geoordeeld dat omgang tussen de vader en [kind 2] in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind, en heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en het recht op omgang ontzegd. De moeder is wel verplicht om de vader maandelijks informatie over [kind 2] te verschaffen, zodat hij op de hoogte blijft van zijn ontwikkeling.
De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen als gewezen echtgenoten en het belang van het kind in deze procedure.