ECLI:NL:GHARL:2014:2383

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
200.119.716
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over parkbeheerbijdrage en kostenverdeling bij recreatiewoningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de besloten vennootschappen Landgoed De Valouwe B.V. en Exploitatiemaatschappij Landgoed De Valouwe B.V. tegen de vereniging Vereniging Valouwe Eigenaren en enkele individuele eigenaren van recreatiewoningen. De kern van het geschil betreft de vraag welke werkzaamheden in rekening kunnen worden gebracht aan de eigenaren van de recreatiewoningen via de parkbeheerbijdrage. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hof de eerdere vonnissen van de rechtbank Zutphen gedeeltelijk heeft vernietigd en de vorderingen van de eigenaren heeft toegewezen. Het hof oordeelde dat de eigenaren recht hebben op inzage in de kosten die door De Valouwe zijn gemaakt voor noodzakelijke werkzaamheden aan de wegen, paden, afrastering en andere voorzieningen van het recreatiepark. Tevens werd De Valouwe veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het arrest afschriften van de relevante facturen en betalingsbewijzen te verstrekken aan de eigenaren. Het hof heeft de vorderingen van De Valouwe in principaal hoger beroep verworpen en de kosten van het hoger beroep aan De Valouwe opgelegd. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de exploitant van het recreatiepark om transparant te zijn over de kosten die aan de eigenaren in rekening worden gebracht en de noodzaak om deze kosten goed te onderbouwen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.119.716
(zaaknummer rechtbank Zutphen 125253)
arrest van de tweede kamer van 25 maart 2014
in de zaak van

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidLandgoed De Valouwe B.V.,

gevestigd te Apeldoorn,
2. Exploitatiemaatschappij Landgoed De Valouwe B.V.,
gevestigd te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. S.J. van Susante,
tegen:

1.de vereniging met beperkte rechtsbevoegdheidVereniging Valouwe Eigenaren,

gevestigd te Apeldoorn,

2. [geïntimeerde sub 2],

wonende te [plaatsnaam],

3. [geïntimeerde sub 3],

wonende te [plaatsnaam],
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. R.A. van Huussen.
Appellante sub 1 zal hierna het Landgoed, appellante sub 2 de Exploitatiemaatschappij en appellanten gezamenlijk zullen De Valouwe worden genoemd.
Geïntimeerde sub 1 zal hierna de Vereniging, geïntimeerde sub 2 [geïntimeerde sub 2], geïntimeerde sub 3 [geïntimeerde sub 3] en geïntimeerden gezamenlijk zullen de Eigenaren worden genoemd.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 7 december 2011, 4 april 2012 en 19 september 2012 die de rechtbank Zutphen tussen De Valouwe als gedaagden en de Eigenaren als eisers heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 17 december 2012,
- de memorie van grieven met producties,
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, tevens wijziging van eis, met producties
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep,
- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities. Hierbij is akte verleend van de stukken die bij bericht van 7 januari 2014 door mr. Van Huussen namens de Eigenaren zijn ingebracht en van de stukken die bij bericht van 15 januari 2014 door mr. Van Susante namens De Valouwe zijn ingebracht.
2.2
Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.9 van het vonnis van 4 april 2012 met uitzondering van de voorlaatste zin van rechtsoverweging 2.1. Grief 1 in principaal hoger beroep, waarmee De Valouwe betoogt dat de rechtbank in rechtsoverweging 2.1 ten onrechte heeft geoordeeld dat De Vereniging Valouwe Eigenaren op 21 september 2011 94 leden had, behoeft hiermee geen bespreking meer.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

In principaal en incidenteel hoger beroep
4.1
Het gaat in de onderhavige zaak, kort samengevat, om het volgende.
Het Landgoed heeft vanaf 2005 het recreatiepark De Valouwe te Beekbergen (hierna: het park) uitgepond door verkoop van kavels aan particulieren. De Exploitatiemaatschappij is enig aandeelhouder en enig bestuurder van het Landgoed.
Bij de verkoop van de kavels aan particulieren heeft het Landgoed gebruik gemaakt van een standaard-koopovereenkomst.
In artikel 7 lid 1 van de bij deze overeenkomst horende “Bepalingen” (productie 4 van De Valouwe, hierna: de Bepalingen) is onder meer vermeld dat de koper een vergoeding is verschuldigd aan het Landgoed of een door deze aan te wijzen derde als tegenprestatie voor de aldaar genoemde werkzaamheden en diensten door de verkoper met betrekking tot het recreatie-landgoed en het gebruik van het verkochte. Deze parkbijdrage is op een vast bedrag gesteld en zal jaarlijks worden geïndexeerd overeenkomstig de CBS-prijsindex.
Daarnaast is in artikel 7 lid 1 van deze overeenkomst bepaald dat noodzakelijke werkzaamheden, zoals onderhoud, herstel en vernieuwing, aan de wegen, paden, afrastering, de slagboom en andere bij het chaletpark behorende voorzieningen, alsmede al die noodzakelijke werkzaamheden die van overheidswege of van de zijde van nutsbedrijven worden voorgeschreven, door het Landgoed zullen worden uitgevoerd en aan de eigenaren in rekening zullen worden gebracht.
De verplichtingen van artikel 7 lid 1 zijn tevens bij wijze van kettingbeding opgelegd aan latere verkrijgers en zijn ook opgenomen in de verschillende leveringsakten.
In een brief van 28 oktober 2010 van een aan het Landgoed gelieerde vennootschap, DroomPark Beekbergen, aan de verschillende eigenaren van een kavel is aangekondigd dat met ingang van 2011 voor de levering van water, gas en elektra een bedrag van in totaal € 150,00 op de facturen vermeld zal worden, waartegenover de verkoopprijzen van water, aard- en propaangas en elektra zullen worden verlaagd. Daarbij is vermeld:
“In de bepalingen van DroomPark Beekbergen (als ook in de bepalingen van voorheen Recreatielandgoed De Valouwe) is de mogelijkheid opgenomen om kosten aan de kaveleigenaren door te berekenen. Van deze mogelijkheid zullen wij nu gebruik maken en binnenkort een bijdrage van € 150,00 aan u doorberekenen.”
In een brief van DroomPark Beekbergen van 9 maart 2011 aan [geïntimeerde sub 2] is vermeld dat € 150,00 in rekening wordt gebracht voor de bijdrage voor onderhoudswerkzaamheden, welke conform artikel 7 van de leveringsvoorwaarden in rekening kunnen worden gebracht. Verder is vermeld dat voor de nutsvoorzieningen is gekozen voor een andere systematiek in het berekenen van het energieverbruik, namelijk een vast gedeelte en een variabel gedeelte. Het vaste gedeelte bestaat uit onder meer aanleg, onderhoud, afschrijving, rentekosten, storingsdienst, reparatie, administratie en voorfinanciering, welke kosten eerder werden doorberekend in de variabele kosten van de energie.
De Vereniging is opgericht op 8 maart 2011 en heeft blijkens haar statuten onder meer ten doel het behartigen van de belangen van de leden en het waarborgen of doen waarborgen van de rechtspositie van de leden. In artikel 3 lid 2 en onder f van de statuten is bepaald dat de Vereniging dit doel tracht te bereiken langs wettige weg, onder meer door
“het aanwenden van alle legale middelen om de belangen van de leden veilig te stellen waartoe het voeren van rechtsprocedures uitdrukkelijk is inbegrepen.”
4.2
De Eigenaren hebben in eerste aanleg, na wijziging van eis, gevorderd dat de rechtbank:
De Valouwe zal gebieden om aan de Vereniging een afschrift te verstrekken van alle bescheiden, waaruit blijkt welke kosten van werkzaamheden aan wegen, paden afrastering, slagboom en andere bij het recreatielandgoed De Valouwe behorende voorzieningen in het jaar 2011 zijn gemaakt en hoe die kosten over de eigenaren van een kavel zijn omgeslagen, alsmede alle stukken met betrekking tot de aan De Valouwe in de jaren 2006 tot en met 2011 in rekening gebrachte kosten van energielevering en de wijze waarop die aan de eigenaren van een kavel zijn doorberekend, op straffe van een dwangsom van € 500,00;
De Valouwe zal veroordelen tot terugbetaling aan alle leden van de Vereniging, althans aan [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3], van hetgeen door hen is betaald ten titel van:
 vastrecht gas, water en elektriciteit;
 park(beheer)bijdragen 2011;
 gas, water en elektriciteit 2006 tot en met 2011 voor zover méér is doorberekend dan de werkelijke kosten die het Landgoed, c.q. de Exploitatiemaatschappij aan de betrokken leveranciers heeft voldaan;
 doorberekende kosten over 2006 tot en met 2011 voor zover meer in rekening is gebracht dan a) de kosten van noodzakelijke werkzaamheden aan wegen, paden, afrastering, slagboom en andere bij het recreatielandgoed De Valouwe behorende voorzieningen en b) volgens omslag naar evenredigheid van het aantal recreatiewoningen op recreatiepark De Valouwe, waaronder de eigen recreatiewoningen van het Landgoed,
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de betaaldata tot aan die der voldoening;
De Valouwe zal veroordelen in de gedingkosten, vermeerderd met nakosten.
[geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] hebben daarnaast ieder voor zich gevorderd dat de rechtbank de Exploitatiemaatschappij zal veroordelen een bedrag van € 443,27 te voldoen, dan wel voor recht zal verklaren dat zij dit bedrag mogen verrekenen met hetgeen zij aan parkbijdragen nog aan de Exploitatiemaatschappij verschuldigd mochten worden.
4.3
De rechtbank heeft de vorderingen van de Vereniging afgewezen, op grond van haar oordeel dat de Vereniging niet inzichtelijk heeft gemaakt ten behoeve van wie zij precies optreedt.
De eis sub a. heeft de rechtbank aldus verstaan dat alleen met betrekking tot het jaar 2011 inzage van stukken en een toelichting wordt gevorderd. Ten aanzien van de vordering tot het verstrekken van afschriften van verschillende stukken en een overzicht waaruit blijkt hoe kosten zijn omgeslagen, heeft de rechtbank een verdeling gemaakt in enerzijds de kosten van werkzaamheden aan wegen, paden, afrastering, slagboom en andere bij het park behorende voorzieningen en anderzijds de kosten van energielevering. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat De Valouwe voor het eerst in 2011 kosten voor noodzakelijke werkzaamheden in rekening is gaan brengen en dat De Valouwe onweersproken had gesteld dat de werkelijk in 2011 gemaakte kosten voor noodzakelijke werkzaamheden hoger zijn dan € 150,00. Op die grond heeft de rechtbank de vordering tot rekening en verantwoording van de noodzakelijke werkzaamheden en de vordering tot terugbetaling van de vergoeding van kosten voor noodzakelijke werkzaamheden afgewezen.
Ten aanzien van de kosten voor energielevering heeft de rechtbank overwogen dat
De Valouwe niet het recht heeft kosten in rekening te brengen voor de aanleg van het netwerk, omdat de eigenaren hebben mogen verwachten dat dit is verdisconteerd in de koopprijs van hun perceel, terwijl de afschrijvingstermijn van vijftien jaar al was verstreken. De rechtbank heeft het betoog van de Eigenaren gevolgd dat De Valouwe voor vaste kosten slechts aanspraak heeft op een vergoeding van € 20,60 per jaar. Zij heeft echter de vordering van [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] uit hoofde van onverschuldigde betaling van hetgeen zij als vast recht zouden hebben betaald afgewezen, omdat zij onvoldoende duidelijk hebben gesteld dat zij ook metterdaad vast recht hebben betaald.
Ook de vordering tot terugbetaling van de overige kosten voor gas, water en elektriciteit 2006 tot en met 2011 die de Eigenaren te veel zouden hebben betaald, heeft de rechtbank afgewezen, omdat de Eigenaren niet hebben gekwantificeerd hoeveel zij onverschuldigd hebben betaald.
De vordering tot overlegging van alle stukken die betrekking hebben op de door De Valouwe in de jaren 2006 tot en met 2011 in rekening gebrachte kosten van energielevering, als ook de vordering tot overlegging van stukken die betrekking hebben op de wijze waarop kosten aan [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] zijn doorberekend, heeft de rechtbank onvoldoende bepaald geacht om toe te wijzen. Wel is de vordering toegewezen voor zover zij ziet op het overleggen van facturen waaruit blijkt welke kosten De Valouwe heeft moeten maken voor de levering van gas, water en elektriciteit over de periode 2006 tot en met 2011, met uitzondering van de facturen over het het jaar 2009 ten aanzien van gas en elektriciteit, omdat De Valouwe deze al in het geding had gebracht. Aan deze veroordeling is een dwangsom gekoppeld van € 100,00 per dag, met een maximum van € 2.000,00.
De vordering tot veroordeling tot terugbetaling van een bedrag van € 443,27 aan [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] heeft de rechtbank afgewezen, omdat deze vordering deels zou zijn verjaard en [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] geen onderscheid hebben gemaakt in een deel van de vordering dat is gestuit en een deel dat is verjaard. Wel heeft de rechtbank voor recht verklaard dat [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] gerechtigd zijn een bedrag van € 443,27 te verrekenen met hetgeen zij aan parkbeheerbijdragen nog aan de Exploitatiemaatschappij verschuldigd mochten worden.
De Valouwe is tot slot veroordeeld in de proceskosten en de nakosten.
4.4
In principaal hoger beroep heeft De Valouwe geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen van 4 april 2012 en 19 september 2012 voor zover daarin de vorderingen van de Eigenaren zijn toegewezen en tot volledige afwijzing van deze vorderingen, dan wel tot niet-ontvankelijk verklaring van de Eigenaren, met veroordeling van de Eigenaren in de kosten van beide instanties.
In incidenteel hoger beroep hebben de Eigenaren (onder wijziging van hun eis) gevorderd:
De Valouwe te veroordelen binnen veertien dagen na betekening van dit arrest aan de Eigenaren afschriften te verstrekken van
primairalle bescheiden, in het bijzonder offertes, opdrachten, contracten, facturen en betalingsbewijzen en
subsidiairvan de facturen en betalingsbewijzen, waaruit blijkt welke kosten van noodzakelijke werkzaamheden aan wegen, paden, afrastering, slagboom en andere bij het Park behorende voorzieningen in de jaren 2011 en 2012 zijn gemaakt en hoe die kosten over de Eigenaren, althans de leden van de Vereniging en/of [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] zijn omgeslagen;
De Valouwe te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan elk van de leden van de Vereniging, althans aan [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3], terug te betalen hetgeen door hen is betaald ten titel van vast recht, gas, water en elektriciteit, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de betaaldata tot aan die der voldoening;
De Valouwe te veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
Nu De Valouwe geen bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van eis door de Eigenaren als zodanig, zal het hof recht doen op deze gewijzigde eis.
Het hof zal het principaal en het incidenteel hoger beroep voor zover mogelijk beoordelen aan de hand van de in hoger beroep geformuleerde vorderingen.
In principaal hoger beroep verder
4.5
In principaal hoger beroep staat dan nog slechts ter beoordeling of de veroordeling van De Valouwe om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis van 19 september 2012 aan [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] kopieën ter beschikking te stellen van de facturen waaruit blijkt welke kosten De Valouwe B.V. heeft moeten maken voor de levering van gas, water en elektriciteit over de periode 2006 tot en met 2011, met uitzondering van de facturen over het jaar 2009 ten aanzien van gas en elektriciteit, met de daaraan gekoppelde dwangsommen, in stand kan blijven, alsmede de verklaring voor recht dat [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] gerechtigd zijn een bedrag van € 443,27 te verrekenen met hetgeen zij aan park(beheer)bijdragen nog aan de Exploitatiemaatschappij verschuldigd mochten worden, en de veroordeling in de proceskosten. De enige grieven die aansluiting vinden bij dit petitum zijn grieven 3, 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 in principaal hoger beroep.
4.6
Met grief 3 in principaal hoger beroep betoogt De Valouwe dat de vermeerdering van eis, welke [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] bij brief van 11 januari 2012 hebben ingesteld, in strijd is met de goede procesorde.
Deze grief faalt reeds omdat uit artikel 130 lid 2 van het Wetboek van Rechtsvordering volgt dat een hogere voorziening tegen een beslissing op een wijziging van eis niet openstaat.
4.7
Met grief 12 komt De Valouwe op tegen de verklaring voor recht dat [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] gerechtigd zijn om een bedrag ad € 443,27 te verrekenen. In de toelichting verwijst De Valouwe tevens op de voorgaande grieven (bedoeld zal zijn: 10 en 11), waaruit zou volgen dat De Valouwe de indexeringsbepaling voor de parkbeheerbijdrage juist heeft toegepast, dan wel dat de eigenaren daarvan geen nadeel hebben ondervonden. Bovendien zouden de eigenaren nimmer hebben geklaagd, dan wel geprotesteerd over de onjuiste indexering en daarmee niet hebben voldaan aan de op hen rustende klachtplicht ex artikel 6:89 BW.
4.8
De vordering tot verklaring voor recht dat [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] een bedrag van € 443,27 teveel hebben voldaan en dat zij gerechtigd zijn dit bedrag te verrekenen, is gebaseerd op de stelling dat De Valouwe een te hoge indexering heeft doorberekend en dat zij de aanpassing van de centrale antenne-installatie ten onrechte ook na de verzochte eenmalige bijdrage in rekening heeft gebracht.
4.9
In dit verband doet zich, gelet op de grieven van De Valouwe, eerst de vraag voor of het bepaalde in artikel 6:89 BW in de weg staat aan het toewijzing van de onderhavige vordering. De Valouwe heeft op dit punt betoogd dat de Eigenaren jarenlang zonder protest de vaste parkbeheerbijdrage alsmede de indexering hebben betaald en dat de indexering telkens zichtbaar is weergegeven op de facturen. Zij heeft er daarbij op gewezen dat toewijzing van de vordering van de Eigenaren grote financiële consequenties heeft, omdat de overige kaveleigenaren een soortgelijke procedure zouden kunnen opstarten, waardoor De Valouwe mogelijk 258 keer zou moeten gedogen dat er een soortgelijk bedrag wordt verrekend. De financiële gevolgen zouden enorm zijn met als gevolg dat er de komende jaren niet of nauwelijks investeringen zouden kunnen worden gedaan.
4.1
In artikel 6:89 BW is bepaald dat een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd.
De vraag of de kennisgeving binnen bekwame tijd is geschied, dient te worden beantwoord onder afweging van alle betrokken belangen en met inachtneming van alle relevante omstandigheden. Van groot belang is of het belang van de schuldenaar is geschaad als gevolg van het verstrijken van de tijd totdat tegen de afwijking is geprotesteerd; als zijn belangen niet zijn geschaad, zal er niet snel reden zijn om de klachtplichtige partij gebrek aan voortvarendheid te verwijten. Een vaste termijn kan niet worden gehanteerd, ook niet als uitgangspunt. De tijd die is verstreken tussen het tijdstip dat bekendheid met het gebrek bestond of redelijkerwijs diende te bestaan en dat van het protest, vormt in die beoordeling weliswaar een belangrijke factor, maar is niet doorslaggevend (HR 8 februari 2013, ECLI: NL:HR:2013:BY4600).
In het onderhavige geval heeft De Valouwe weliswaar gesteld dat zij grote financiële gevolgen zal ondervinden als gevolg van toewijzing van de vordering van [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3], doch dit nadeel is niet het gevolg van het tijdsverloop dat is gelegen tussen het moment waarop [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] redelijkerwijs hadden kunnen ontdekken dat hen te hoge parkbeheerbijdragen in rekening werden gebracht. Het door De Valouwe geschetste nadeel bestaat alleen uit de omstandigheid dat zij tot terugbetaling zal moeten overgaan. Dit nadeel had zij evengoed geleden indien [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] op een eerder moment hadden geklaagd. Voor het overige heeft De Valouwe niet aangevoerd dat haar belangen zijn geschaad. Daarbij komt dat zij geen wettelijke rente vordert. Nu De Valouwe voor het overige niet gemotiveerd heeft uiteengezet dat en op welke wijze zij nadeel ondervindt van het feit dat [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] niet op een eerder moment hebben geprotesteerd tegen de in rekening gebrachte parkbeheerbijdrage en de daarin vervatte post voor de centrale antenne installatie, faalt het beroep van De Valouwe op artikel 6:89 BW. Bovendien valt niet in te zien dat [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] zich beroepen op een gebrek in een prestatie als bedoeld in artikel 6:89 BW. Zij beroepen zich immers op het feit dan hen iets ten onrechte in rekening is gebracht, op welke grond zij stellen recht te hebben op ongedaanmaking van hun betaling ter zake via verrekening. Artikel 6:89 BW is om die reden niet van toepassing op de vordering van [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3].
4.11
Tegenover de gemotiveerde onderbouwing door de Eigenaren, heeft De Valouwe ook in hoger beroep nagelaten gemotiveerd te betwisten dat van een onjuiste indexering sprake was. Ook in zoverre falen haar grieven derhalve.
Tijdens het pleidooi heeft De Valouwe nader betoogd dat de rechtbank ten onrechte voor recht heeft verklaard dat [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] gerechtigd zijn een bedrag van € 443,27 te verrekenen. Dit betoog heeft De Valouwe echter niet in haar memorie van grieven naar voren gebracht. De Eigenaren hebben aangevoerd dat dit betoog tardief is en hebben zich daarmee verzet tegen het tijdstip waarop dit naar voren is gebracht. Nu het betreffende betoog naar het oordeel van het hof een nieuwe grief inhoudt, althans het moment van naar voren brengen ervan maakt dat het in aanmerking nemen ervan in strijd komt met de eisen van een goede procesorde, zal het hof dit betoog passeren.
4.12
De Valouwe heeft betoogd dat zij de extra kosten voor de centrale antenne-installatie tevens als parkbeheerbijdrage heeft mogen doorberekenen aan de Eigenaren. Daarbij heeft zij gewezen op de bepaling over de nutsvoorzieningen in artikel 8 van de standaard notariële akte van levering.
In deze bepaling valt echter geen basis te vinden voor het in rekening brengen van de hier bedoelde kosten aan de eigenaren van de kavels. Uitsluitend in artikel 7 lid 1 van de Bepalingen valt de grondslag te vinden voor het heffen van een parkbijdrage en de indexering daarvan. In dit artikel wordt echter niet gerefereerd aan de centrale antenne-installatie en de daaraan verbonden kosten. De Valouwe was daarom niet gerechtigd om ten titel van parkbeheerbijdrage kosten voor de centrale antenne-installatie aan de Eigenaren door te berekenen.
Ook ten aanzien van de centrale antenne-installatie heeft De Valouwe bovendien nagelaten de onderbouwing van de Eigenaren gemotiveerd te betwisten. In het bijzonder heeft zij niet inzichtelijk gemaakt welke kosten zij heeft moeten maken voor de centrale antenne-installatie of de uitbreiding van het zenderaanbod en op welke wijze zij die heeft doorberekend aan de Eigenaren.
4.13
De tussenconclusie van het voorgaande is dat grief 12 en de daaraan gerelateerde grieven 10 en 11 falen.
4.14
Met grief 13 bestrijdt De Valouwe het dictum sub 3.1 van het vonnis van 19 september 2012. In de toelichting op deze grief heeft De Valouwe echter vermeld dat zij de gevraagde facturen reeds aan de eigenaren ter beschikking heeft gesteld, om te voorkomen dat zij forse dwangsommen zou verbeuren. Wel wenst zij duidelijkheid over de vraag of zij enkel die kosten zou mogen doorberekenen die zij zelf heeft gemaakt, zowel wat betreft het verbruikstarief als de vaste kosten. Tevens wil De Valouwe duidelijkheid over de vraag of zij ook kosten in rekening mag brengen voor de aanleg van en afschrijving op het netwerk.
4.15
De kwestie of De Valouwe kosten in rekening mag brengen voor de aanleg van en afschrijving op het netwerk, laat echter onverlet dat de Eigenaren recht op en belang bij hun vordering tot afgifte van de genoemde bescheiden hadden, zoals de rechtbank die heeft toegewezen. De Valouwe heeft dat ook in hoger beroep onvoldoende gemotiveerd betwist. Reeds om die reden faalt ook deze grief en daarmee het principaal hoger beroep.
4.16
Ten overvloede en met het oog op een goede samenwerking die partijen voor de toekomst nodig hebben en de in dat kader door partijen aan het hof voorgelegde vraag de daarvoor benodigde uitgangspunten te schetsen, zal het hof wel ingaan op de vragen die De Valouwe in dit kader aan het hof heeft voorgelegd.
Bij de beantwoording van die vragen acht het hof de leveringsakte, zoals De Valouwe die als productie 21 heeft overgelegd, leidend. In deze leveringsakte is ten aanzien van de infrastructuur vermeld:
“Onlosmakelijk samenhangend met vorenstaande koopovereenkomst is door partijen voorts overeengekomen dat in voormelde koopprijs een bedrag is begrepen ad tweeduizend tweehonderd achtenzestig euro en negentig eurocent (€ 2.268,90), inclusief omzetbelasting, voor de kosten van de nog uit te voeren casu quo reeds door de Verkoper aangebrachte aan partijen bekende infrastructurele werken op het Verkochte.”
Bij de uitleg van deze bepaling komt het aan op de zin die partijen redelijkerwijs aan deze bepaling mocht toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Nu het hier een standaardtekst betreft, die was bestemd en is gebruikt voor alle transacties tussen het Landgoed en de diverse kaveleigenaren, komt aan de tekst van deze bepaling bij de uitleg ervan een grote betekenis toe. Een redelijke, met de tekst van deze akten overeenstemmende, uitleg houdt in dat slechts die infrastructurele werken zijn geleverd die zich bevinden in de kavels die de Eigenaren hebben gekocht. Daarmee zijn echter niet de infrastructurele werken die zich in het overige deel van het park bevinden eigendom van de Eigenaren geworden. Zij zijn derhalve nog wel een vergoeding verschuldigd indien en voor zover De Valouwe (aanleg- en onderhouds)kosten moet maken voor de levering van gas, water en elektriciteit en het daarmee verband houdende netwerk voor zover dit netwerk zich buiten de verkochte kavels bevindt. Dit volgt tevens uit de laatste alinea van artikel 7 lid 1 van de Bepalingen, zoals geciteerd onder 2.4 van het vonnis van 4 april 2012. Ook op dit punt dient De Valouwe inzicht te verschaffen aan de Eigenaren, zodat aan hen duidelijk wordt welke kosten De Valouwe in dit verband maakt en op welke wijze zij dit doorbelast aan de diverse eigenaren van de kavels. Dit geldt in het bijzonder, maar niet uitsluitend, voor de afschrijvingskosten, waarvan De Valouwe inzichtelijk dient te maken welke afschrijvingen zij in het verleden op dit netwerk heeft gepleegd en welk bedrag nog niet is afgeschreven. Slechts indien De Valouwe het netwerk nog niet volledig heeft afgeschreven, kan zij afschrijvingskosten aan de eigenaren van de kavels in rekening brengen. Daarnaast mag De Valouwe (de overige componenten van het) vast recht aan de eigenaren van de kavels in rekening brengen door middel van een opslag bij de eenheidsprijs, mits zij ook hier kan verantwoorden dat de in rekening gebrachte kosten in redelijkheid zijn gemaakt en noodzakelijk zijn.
4.17
Met grief 14 komt De Valouwe op tegen de toewijzing van de dwangsom die verbonden is aan de veroordeling tot afgifte van de bescheiden die vermeld zijn in 3.1 van het vonnis van 19 september 2012.
4.18
Zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt, is het hof van oordeel dat de Eigenaren recht en belang hadden en hebben bij de door hen verlangde bescheiden betreffende het door hen betaalde vast recht. Het hof is van oordeel dat zij om die reden ook recht en belang hadden bij de daaraan verbonden dwangsom, zodat ook die dwangsom terecht is opgelegd.
4.19
Met grief 15 betoogt De Valouwe dat zij ten onrechte door de rechtbank als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.
Nu de Eigenaren kosten hebben moeten maken om De Valouwe in rechte te betrekken en een deel van hun vorderingen is toegewezen, heeft de rechtbank De Valouwe naar het oordeel van het hof terecht in de kosten van het geding bij de rechtbank veroordeeld. Deze grief faalt derhalve.
4.2
De overige grieven in principaal hoger beroep strekken niet tot wijziging van het dictum van het vonnis van 19 september 2012 en kunnen in zoverre onbesproken blijven.
In incidenteel hoger beroep verder
4.21
In incidenteel hoger beroep komt het hof eerst toe aan de ontvankelijkheid van de Vereniging in haar vorderingen.
Zoals de Vereniging met grief I heeft uiteengezet, heeft zij een eigen belang bij het instellen van de onderhavige vorderingen, zoals tot uitdrukking is gebracht in artikel 3 lid 1 en lid 2 van haar statuten. Om die reden is de Vereniging ontvankelijk in haar vorderingen, zodat grief 1 slaagt.
4.22
Grief II strekt tot toewijzing van de in dit arrest onder 4.4 sub a. vermelde vordering.
Als uitgangspunt bij de beoordeling van deze vordering geldt dat de Eigenaren voldoende concrete feiten en omstandigheden moeten stellen waaruit blijkt dat zij een rechtmatig belang hebben bij hun vordering tot het overleggen van de gevraagde afschriften. Er is geen sprake van een algemeen inzagerecht of een onbeperkt recht tot het verkrijgen van afschriften, maar de gevraagde stukken moeten voldoende bepaald zijn en De Valouwe kan gewichtige redenen hebben om bepaalde bescheiden niet in afschrift te verstrekken.
Deze uitgangspunten brengen mee dat de in het petitum (zoals geciteerd onder 4.4) sub a
primairvermelde vordering te ruim is geformuleerd, omdat bezwaarlijk van De Valouwe kan worden verlangd dat zij alle bescheiden, waaronder offertes, opdrachten en contracten, aan de Eigenaren verstrekt waaruit blijkt welke kosten voor de in artikel 7 van de Bepalingen vermelde “noodzakelijke werkzaamheden” als parkbijdrage in rekening zijn gebracht.
Wel acht het hof de sub a
subsidiairvermelde vordering voor toewijzing vatbaar. De bescheiden zijn voldoende bepaald, hebben betrekking op een rechtsbetrekking tussen partijen (de litigieuze vergoedingsrechten) en berusten onder De Valouwe. Gelet op het geschil tussen partijen hebben de Eigenaren voldoende belang bij overlegging. De vordering is overigens onvoldoende gemotiveerd betwist.Grief II slaagt daarom in zoverre.
4.23
Met grief III komen de Eigenaren op tegen de afwijzing van de in dit arrest onder 4.4. sub b. vermelde vordering.
Het hof begrijpt deze vordering aldus dat de Eigenaren daarmee terugbetaling vorderen van hetgeen door hen is betaald ten titel van vast recht voor gas, water en elektriciteit.
Zoals het hof heeft overwogen onder 4.16 van dit arrest, zijn de Eigenaren een vergoeding verschuldigd indien en voor zover De Valouwe (aanleg- en onderhouds)kosten moet maken voor de levering van gas, water en elektriciteit en het daarmee verband houdende netwerk, voor zover dit netwerk zich buiten de verkochte kavels bevindt.
Uit de door De Valouwe in het geding gebrachte rapportages van BDO accountants en de door De Valouwe in de onderhavige procedure betrokken stellingen valt af te leiden dat De Valouwe noodzakelijke kosten heeft gemaakt die verband houden met de heffing van dit vast recht voor gas, water en elektriciteit. De Valouwe heeft dit onderbouwd met de verklaring van de technische dienst en de door haar overgelegde foto’s bieden extra ondersteuning voor de door haar doorberekende kosten voor het vast recht. Tegen deze achtergrond had van de Eigenaren mogen worden verwacht nader te motiveren dat en waarom het aan hen in rekening gebrachte bedrag te hoog zou zijn.De enkele omstandigheid dat De Valouwe in 2011 en 2012 het vast recht op een andere wijze heeft omgeslagen dan zij in het verleden heeft gedaan en voor de toekomst voornemens is te gaan doen, brengt ook niet met zich dat de Eigenaren in 2011 en 2012 onverschuldigd de gevorderde bedragen voor het vast recht onverschuldigd hebben voldaan.
Grief III kan daarom geen doel treffen.
4.24
Grief IV strekt niet tot wijziging van het dictum en kan in zoverre onbesproken blijven.
Voor het overige
4.25
Gelet op het uitdrukkelijke verzoek daartoe van partijen, gedaan tijdens het pleidooi, zal het hof zich uitlaten over de partijen verdeeld houdende vraag welke werkzaamheden zijn aan te merken als noodzakelijke werkzaamheden, die in rekening kunnen worden gebracht uit hoofde van artikel 7, lid 1, laatste zin van de Bepalingen.
Deze bepaling dient ook te worden uitgelegd aan de hand van het zogenaamde Haviltex-criterium, dat wil zeggen dat het aankomt op de zin die partijen redelijkerwijs aan deze bepaling mocht toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Gelet op het karakter van deze tekst als standaardtekst, is ook hier een uitleg van de tekst van deze bepaling waarbij groot gewicht wordt toegekend aan de bewoordingen ervan de meest voor de hand liggende.
4.26
De tekst van deze bepaling luidt dat slechts de noodzakelijke werkzaamheden, zoals onderhoud, herstel en vernieuwing, aan de wegen, paden, de afrastering, de slagboom en andere bij het chaletpark behorende voorzieningen, alsmede al die noodzakelijke werkzaamheden die van overheidswege of van de zijde van nutsbedrijven voorgeschreven zullen worden en door De Valouwe worden uitgevoerd, in rekening mogen worden gebracht. Deze slotzin dient mede gelezen te worden tegen de achtergrond van de werkzaamheden waarvoor ingevolge dezelfde bepaling een vaste, jaarlijkse, gebruiksvergoeding van de Eigenaren wordt geheven. Ter zake van de werkzaamheden en diensten waarvoor deze vergoeding wordt geheven – het ophalen van vuilnis, het schoon- en vrijhouden van de wegen en paden, het algemeen toezicht op het park, de verlichting van wegen en paden en het gebruik van kostenloze faciliteiten van de camping, behorende tot het recreatielandgoed De Valouwe – kan derhalve niet via de slotzin van artikel 7 lid 1 zonder meer een “extra” bedrag in rekening worden gebracht. Eventuele onderhoudskosten voor deze voorzieningen zouden wel kunnen worden doorbelast, mits deze behoorlijk zijn onderbouwd.
Tot deze kostenloze faciliteiten behoren, tegen het licht van de strekking van artikel 7 lid 1 en gelet op de omstandigheid dat het hier een recreatie-landgoed betreft, alsmede gelet op hetgeen van de zijde van partijen tijdens het pleidooi is aangevoerd, wel het receptiegebouw, het zwembad en de speeltuin die bij De Valouwe behoren of behoorden, maar niet de horeca en de winkel. De kosten van deze laatste faciliteiten dienen uit de exploitatie-inkomsten te worden gedekt. Het hof is voorts van oordeel dat de omslag van de noodzakelijke kosten met betrekking tot de kostenloze voorzieningen moeten worden omgeslagen over alle kavels ten behoeve van wie deze voorzieningen strekken, derhalve ook over de huurders en eigenaren van het naastgelegen Bospark Beekbergen en Residence Beekbergen, indien zij ook gebruik mogen maken van deze voorzieningen.
Bewijsaanbod
4.27
De door partijen gedane bewijsaanbiedingen passeert het hof, omdat niet aan de stelplicht, dan wel de plicht tot een voldoende gemotiveerde onderbouwing van het verweer is voldaan, of omdat de te bewijzen aangeboden feiten en omstandigheden, indien bewezen, niet tot een andere conclusie kunnen leiden.

5.Slotsom

5.1
Het principaal hoger beroep faalt en zal om die reden worden verworpen.
Het incidenteel hoger beroep slaagt deels, zodat het vonnis van 19 september 2012 in zoverre moet worden vernietigd. Het hof zal De Valouwe veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit arrest aan de Eigenaren afschriften te verstrekken van de facturen en betalingsbewijzen waaruit blijkt welke kosten van noodzakelijke werkzaamheden aan wegen, paden, afrastering, slagboom en andere bij het park behorende voorzieningen in de jaren 2011 en 2012 zijn gemaakt en hoe die kosten over de Eigenaren zijn omgeslagen. De vonnissen van 4 april 2012 en 19 september 2012 zullen voor het overige worden bekrachtigd.
5.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof De Valouwe in de kosten van het principaal hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in principaal hoger beroep aan de zijde van de Eigenaren zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 666,-
- salaris advocaat
€ 2.682,-(3 punten x tarief II)
Totaal € 3.348,-
Het hof zal De Valouwe als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij tevens veroordelen in de kosten van het incidenteel hoger beroep.
De kosten voor de procedure in incidenteel hoger beroep aan de zijde van de Eigenaren zullen worden vastgesteld op:
- salaris advocaat € 1.341,- (1,5 punt x tarief II).

6.De beslissing

Het hof, recht doende in principaal en incidenteel hoger beroep:
in principaal hoger beroep:
verwerpt het principaal hoger beroep:
veroordeelt De Valouwe in de kosten van het principaal hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Eigenaren vastgesteld op € 666,- voor verschotten en op € 2.682,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
in incidenteel hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Zutphen van 19 september 2012 en doet opnieuw recht;
veroordeelt De Valouwe om binnen veertien dagen na betekening van dit arrest aan de Eigenaren afschriften te verstrekken van de facturen en betalingsbewijzen waaruit blijkt welke kosten van noodzakelijke werkzaamheden aan wegen, paden, afrastering, slagboom en andere bij het Park behorende voorzieningen in de jaren 2011 en 2012 zijn gemaakt en hoe die kosten over de Eigenaren zijn omgeslagen;
bekrachtigt de vonnissen van 4 april 2012 en 19 september 2012 voor het overige;
veroordeelt De Valouwe in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Eigenaren vastgesteld op € 1.341,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders in incidenteel hoger beroep gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.B. Boorsma, Th.C.M. Willemse en B.T.M. van der Wiel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2014.