ECLI:NL:GHARL:2014:2745

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 maart 2014
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
200.122.178-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgang tussen vader en minderjarige zonder professionele begeleiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontzegging van omgang tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door mr. T.H.I.M. Pierik, had in hoger beroep verzocht om een omgangsregeling met zijn kind, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. K.M. ten Voorde, zich verzette tegen deze regeling. De kinderrechter had eerder professionele begeleiding van de omgang tussen de vader en het kind noodzakelijk geacht, maar deze begeleiding bleek niet mogelijk. Het hof heeft de eerdere beschikking van de kinderrechter onderschreven en geconcludeerd dat zonder de benodigde professionele begeleiding, de omgang niet kan plaatsvinden.

Het hof heeft in zijn overwegingen het raadsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming betrokken, waarin werd gesteld dat een langdurige professionele begeleiding van de omgang tussen de vader en het kind essentieel is voor de ontwikkeling van het kind. De vader had in het verleden te maken gehad met huiselijk geweld en andere strafbare feiten, wat de noodzaak van begeleiding onderstreept. Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet voldoende inzicht heeft in de noodzaak van hulpverlening en dat de voorgestelde begeleiding door de persoonlijk begeleider van de vader niet in het belang van het kind is.

Uiteindelijk heeft het hof besloten de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en de vader de omgang met het kind te ontzeggen. Het hof benadrukt dat een ontzegging van omgang tijdelijk is en dat het de verantwoordelijkheid van beide ouders is om de gronden voor de ontzegging weg te nemen, zodat in de toekomst mogelijk weer omgang kan plaatsvinden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.122.178/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, 182160 / FR RK 11-636)
beschikking van de familiekamer van 27 maart 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.H.I.M. Pierik, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.M. ten Voorde, kantoorhoudend te Zwolle.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof heeft op 2 juli 2013 een beschikking gegeven. De inhoud van deze beschikking wordt hier als ingelast beschouwd.
1.2
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 7 november 2013 een brief van 6 november 2013 de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad) met bijlage;
- op 29 november 2013 een brief van 26 november 2013 van de raad met bijlage.
1.3
Ter zitting van het hof van 24 februari 2014 zijn partijen en hun advocaten verschenen. Voorts zijn verschenen mevrouw [persoonlijk begeleider], de persoonlijk ambulant begeleider van de vader vanuit Humanitas-DMH, en de heer [namens de raad], namens de raad in het kader van zijn adviserende rol. Mr. Ten Voorde, de advocaat van de moeder, heeft het woord ter zitting mede gevoerd aan de hand van een door haar overgelegde pleitnota.

2.Het raadsrapport

2.1
In de tussenbeschikking heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden teneinde de raad te laten onderzoeken of, en zo ja welke zorgregeling tussen [kind] en de vader het meest in het belang van [kind] moet worden geacht.
2.2
Uit het raadsrapport van 27 november 2013 komt naar voren dat [kind] geniet van het contact met de vader. Een langdurige professionele begeleide omgang is volgens de raad voor [kind] echter belangrijk om haar vader te leren kennen en te ontmoeten. Zij kan zich dan zelf een beeld van haar vader vormen. Een omgangsregeling van een uur per maand is volgens de raad haalbaar, gezien de eerdere bevindingen van het Omgangshuis. Deze omgangsregeling dient volgens de raad voor langere tijd te worden vastgelegd en gekoppeld te worden aan de hulpverlening aan de vader. Deze hulp aan de vader is gegarandeerd zolang er reclasseringstoezicht is. De professionele begeleiding van vader moet, met zijn ouders, garant staan voor regelmaat en continuïteit, zodat er voor [kind] geen onzekerheid of onnodige teleurstellingen ontstaan. Daarnaast zal de vader volgens de raad moeten worden begeleiden in het omgaan met [kind] op haar niveau en bij het bieden van de structuur en duidelijkheid te bieden die [kind] nodig heeft. Vaders begeleider van Humanitas-DMH kan de omgang volgens het raadsrapport begeleiden en de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van [kind] tijdens de omgang met vader waarborgen. Het is voor de continuïteit volgens de raad noodzakelijk dat de vader blijft meewerken aan de hulpverlening van Humanitas-DMH. Gelet op hetgeen hiervoor gesteld adviseert de raad het hof om een begeleide omgangsregeling tussen [kind] en de vader vast te stellen van een uur per maand. De raad adviseert het persoonlijk toezicht op de omgangsregeling uit te laten voeren door de persoonlijk begeleider van vader van Humanitas-DMH.

3.De overwegingen

3.1
De kinderrechter heeft in de bestreden beschikking gemotiveerd dat professionele begeleiding van de omgang tussen [kind] en de vader nodig is en heeft het verzoek van de vader afgewezen omdat professionele begeleiding niet mogelijk bleek. Het hof onderschrijft de overwegingen van de kinderrechter en maakt deze tot de zijne.
3.2
Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd tegen de bestreden beschikking overweegt het hof, in aanvulling op de bestreden beschikking, het volgende.
3.3
Uit het raadsrapport van 27 november 2013 blijkt dat de vader, na zijn veroordeling in maart 2011 wegens huiselijk geweld, op 5 september 2012 is veroordeeld wegens inbraak, vernieling en mishandeling. Uit de processen-verbaal van de zittingen bij de rechtbank blijkt dat de vader de rechtbank niet dan wel onjuist heeft geïnformeerd over deze laatste strafzaak. Ten overstaan van het hof heeft de vader op 4 juni 2013 verklaard dat hij in 2012 vast had gezeten voor een zaak uit 2010 terwijl uit het raadsrapport blijkt dat de mishandeling, waar vader voor veroordeeld is, in april 2012 plaatsvond.
3.4
Voorts blijkt uit het raadsrapport dat er in 2011 door De Tender de diagnose DSM IV ADHD, misbruik van amfetamine, depressieve stoornis NAO en een antipersoonlijk-heidsstoornis is vastgesteld. Daarnaast denkt De Tender dat het IQ van de vader tussen de 80 en 90 is, doch dit is lastig vast te stellen omdat de vader zich moeilijk kan concentreren.
De vader is niet goed testbaar. De vader voert thans iedere week een gesprek van een uur bij De Tender. De vader heeft ter zitting van het hof van 24 februari 2014 aangegeven dat hij geen noodzaak ziet en daarmee geen intrinsieke motivatie heeft tot het voeren van de gesprekken. Het hof acht het zorgelijk dat de vader geen inzicht heeft in het doel van de gesprekken, terwijl duidelijk is dat de hulpverlening vanuit De Tender onder andere is gericht op agressiebeheersing.
3.5
Gelet op de voorgeschiedenis van partijen en hetgeen hiervoor is overwogen is hetgeen de moeder verzoekt, te weten dat de omgang tussen [kind] en de vader professioneel wordt begeleid, in het belang van [kind]. Deze begeleiding wordt door de raad ook als voorwaarde gesteld voor het weer opstarten van omgang tussen [kind] en de vader. Het raadsrapport suggereert dat de persoonlijk ambulant begeleider van de vader vanuit Humanitas-DMH, mevrouw Bruins, de omgang kan begeleiden. In het raadsrapport staat dat mevrouw Bruins de omgang langdurig persoonlijk kan begeleiden als integraal onderdeel van het totale zorgplan. Humanitas-DMH zou bereid zijn de continuïteit te bewaken en de vader te ondersteunen in het nemen van zijn verantwoordelijkheid. Ter zitting heeft mevrouw Bruins echter verklaard dat haar begeleiding op dit punt voornamelijk ziet op het helpen van de vader bij het nakomen van zijn afspraken, maar dat het de bedoeling is dat de omgang plaatsvindt bij het Omgangshuis. Dat de omgang begeleid zou kunnen worden vanuit het Omgangshuis is echter op geen enkele wijze onderbouwd. Voorts heeft mevrouw Bruins gesteld dat zij de omgang wel kan begeleiden maar
alleen als beide ouders hiermee akkoord gaan. De moeder heeft aangegeven niet te kunnen instemmen met begeleiding van de omgang door mevrouw Bruins, zodat begeleiding van de omgang door mevrouw Bruins geen mogelijkheid is. Het hof acht dit standpunt van de moeder begrijpelijk nu mevrouw Bruins immers de persoonlijk begeleider van de vader is en zij in de eerste plaats hem moet ondersteunen en niet het belang van [kind] als uitgangspunt heeft. Mevrouw Bruins is naar het oordeel van het hof dan ook niet de aangewezen persoon om de omgang tussen [kind] en de vader te begeleiden, hoe goed haar intenties ook mogen zijn. Ter zitting heeft de raad desgevraagd aangegeven dat hij er ten onrechte van uit is gegaan dat Humanitas de benodigde professionele begeleiding zou kunnen geven, maar dat nu langdurige professionele begeleiding niet mogelijk blijkt te zijn, er geen omgang kan plaatsvinden.
3.6
Nu Humanitas-DMH niet in staat is om de gewenste professionele begeleiding van de omgang tussen [kind] en de vader te geven terwijl ook niet vast staat dat de omgang tussen [kind] en de vader kan plaatsvinden in het Omgangshuis of bij een andere onafhankelijke instantie én begeleiding van de omgang tussen [kind] en de vader in het belang van [kind] noodzakelijk wordt geacht zal het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader de omgang met [kind] te ontzeggen.
3.7
Het hof merkt daarbij op dat een ontzegging van omgang tussen een ouder en een minderjarige een in tijd beperkt karakter heeft en dat het de taak is van beide ouders is om, waar mogelijk, de gronden voor een ontzegging van omgang weg te nemen.

4.De slotsom

4.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, van 28 november 2012.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. G.M. van der Meer en
mr. E.M. Kostense, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
27 maart 2014 in bijzijn van de griffier.