Uitspraak
[appellante],
IBG,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
Omdat de resultaten van [appellante] achter bleven lopen, heb ik op 12 september 2006 opnieuw een bezoek gebracht aan [appellante]. De afspraak werd gemaakt dat indien aan het eind van het jaar geen verbetering te constateren viel, [appellante] alleen nog zogenaamde voorkeurzaken erbij zou krijgen (dat wil zeggen: nieuwe vorderingen (dwangbevelen) op al bij [appellante] in behandeling zijnde debiteuren). [appellante] had daar begrip voor en stemde in.”
(…) Ter voorbereiding van dit verhoor heb ik de gespreksverslagen die ik voor mijzelf van mijn gesprekken met de deurwaarder gemaakt had nog eens doorgenomen. Daar zit ook een verslag van de bespreking van 12 september 2006 bij. Dat verslag bevindt zich in mijn eigen persoonlijke archief, er is indertijd geen kopie van naar [appellante] gegaan.
en ik bij aanwezig. (…) Het persoonlijke verslag dat ik van dat gesprek gemaakt heb, waarover ik het zojuist ook al even had, komt ook overeen met wat ik mij van de bespreking herinner.
Ik herinner mij de inhoud van het gesprek ook nog. Op de achtergrond was toen mijn kantoorgenoot [getuige] aanwezig, maar die heeft het gesprek zelf niet bijgewoond: [accountmanager] en ik spraken met zijn tweeën.
(…)
Datum : 12 september 2006
12 september 2006 niet is aangezegd en dat [appellante] daar eerst medio maart 2007 mee werd geconfronteerd. Dat de vanaf dat moment tot 1 april 2007 verstreken periode de in artikel 7 lid 6 van de overeenkomst voorgeschreven redelijke termijn om alsnog aan de wensen van IBG te voldoen oplevert, kan naar ’s hofs oordeel niet worden volgehouden. Zonder nadere toelichting valt immers niet in te zien dat [appellante] in nog geen drie weken redelijkerwijs in staat zou zijn om verbeterde incassoresultaten te presenteren. Een en ander brengt mee dat het IBG niet was toegestaan om de aanlevering van nieuwe zaken, niet zijnde voorkeurszaken, met ingang van april op te schorten, zoals zij heeft gedaan.
grief 3.
grief 4komt [appellante] op tegen de afwijzing van de onderdelen ii, iii en iv van haar oorspronkelijke vordering in reconventie.