Het hof is van oordeel dat de moeder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar belang bij een verhuizing voldoende zwaarwegend is en dat zij de verhuizing voldoende heeft doordacht en voorbereid. De moeder stelt dat zij niet kon aarden in [woonplaats vader] en dat zij terug wilde naar Limburg, omdat daar haar roots liggen, zij daar haar familie en vrienden heeft en zij een sociale binding heeft met Limburg. Dit, zo al juist, is echter onvoldoende om haar vervangende toestemming te verlenen om te verhuizen. Haar belang bij een verhuizing naar Limburg dient in dit geval niet zwaarder te wegen dan de belangen van de kinderen en de vader. De moeder heeft op 8 maart 2013 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor verhuizing naar [woonplaats moeder], maar zij heeft de uitkomst hiervan niet afgewacht. De moeder heeft de vader voor een voldongen feit geplaatst door zonder zijn toestemming te vertrekken naar [woonplaats moeder], een dorp in Limburg op 200 kilometer van [woonplaats vader]. De moeder stelt dat zij in verband met de verkoop van de voormalig echtelijke woning in [woonplaats vader] moest verhuizen en dat zij in [woonplaats vader], dan wel de regio [plaatsnaam], niet terecht kon voor een woning, nu zij in de sociale huursector geen woning kon krijgen omdat er lange wachtlijsten zijn en in de particuliere sector de prijzen te hoog zijn. Aan deze stellingen gaat het hof voorbij, nu deze stellingen - gelet op de betwisting hiervan door de vader - niet aannemelijk zijn gemaakt noch voldoende onderbouwd. Zo heeft de vrouw niet gesteld welke concrete activiteiten zij heeft ontwikkeld om te proberen een woonruimte in de omgeving van [woonplaats vader] te verkrijgen. Daarbij komt dat deze stellingen niet kunnen verklaren waarom de vrouw zonder de afloop van de procedure bij de rechtbank af te wachten, reeds drie weken na indiening van haar verzoek bij de rechtbank, is verhuisd. De vrouw heeft in dat verband tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangevoerd dat zij de kinderen niet twee keer wilde laten verhuizen, te weten een keer in de omgeving van [plaatsnaam], en na verkregen toestemming, van de rechtbank, naar Limburg. Het hof acht deze handelwijze niet in het belang van de kinderen. Als de vrouw immers de uitspraak van de rechtbank had afgewacht en tijdelijke woonruimte in de omgeving van [woonplaats vader] had gezocht, had [kind 1] het schooljaar kunnen afmaken op haar oude school en had ze in een nieuw schooljaar op de nieuwe school kunnen beginnen. Niet gebleken is dat de moeder ten tijde van de verhuizing werk of familie had in [woonplaats moeder]. Enkel doordat de ouders van de moeder in [woonplaats moeder] een woning hadden geregeld, kwam zij daar terecht. De moeder heeft geen broers of zussen. De ouders van de moeder wonen op Madeira en verblijven incidenteel in hun appartement in Maastricht. De moeder heeft alleen verder verwijderde familie (tantes, ooms, neven en nichten) in Limburg wonen, maar niet gebleken is waar deze familie woonachtig is. De moeder heeft, tegenover de betwisting door de vader, niet voldoende onderbouwd dat zij in Limburg een zodanig sociaal netwerk heeft, dat haar belang om na de scheiding naar Limburg te verhuizen zou moeten prevaleren en evenmin dat zij niet op andere wijze aan dat belang tegemoet kon komen door, zoals zij ook tijdens het huwelijk deed, zelf regelmatig naar Limburg te reizen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de reistijd tussen [woonplaats vader] en [woonplaats moeder] twee en een half uur enkele reis bedraagt. Hoewel de moeder stelt dat de kinderen daar geen last van hebben, acht het hof deze reisduur bij de huidige omgangsregeling bijzonder belastend voor de kinderen. De vader kan door deze afstand niet betrokken zijn bij de sportactiviteiten van de kinderen. Het hof acht de vrees van de vader dat als de kinderen wat ouder zijn zij door de afstand wat meer van de man verwijderd raken, mede gelet op de slechte onderlinge communicatie tussen de ouders, niet ondenkbaar.
De stelling van de moeder dat het goed gaat met de kinderen in [woonplaats moeder] en dat zij zich prima op hun plek voelen, is door de vader gemotiveerde betwisting en door de vrouw niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld door het overleggen van rapporten of stukken van de hulpverlening van [kind 1]. De vader heeft verontrustende tekeningen van [kind 1] en een
e-mailbericht van de leerkracht van [kind 1] overgelegd, waaruit valt af te leiden dat [kind 1] het moeilijk heeft. Daarnaast is gebleken dat [kind 1] het ziekenhuis heeft bezocht in verband met haar overgewicht.