ECLI:NL:GHARL:2014:373

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
200.120.449-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over uiterste wilsbeschikking en de werking van redelijkheid en billijkheid

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een erfrechtelijk geschil naar aanleiding van de uiterste wilsbeschikking van de erflaatster, die op 21 januari 2014 werd behandeld. De erflaatster, een onhertrouwde weduwe zonder afstammelingen, had in haar testament haar zuster als enige erfgenaam benoemd. Na het overlijden van de erflaatster, hebben de appellanten, die de kinderen van de vooroverleden broer van de erflaatster zijn, de geldigheid van het testament betwist. Zij stelden dat de erflaatster door haar geestelijke toestand niet in staat was om een redelijke waardering van de bij de erfstelling betrokken belangen te maken.

De rechtbank had in eerste aanleg de vorderingen van de appellanten afgewezen, waarbij werd geoordeeld dat de erfstelling nietig was vanwege de geestelijke stoornis van de erflaatster. De appellanten gingen in hoger beroep, waarbij zij primair vroegen om de nietigheid van het testament vast te stellen en subsidiair om de erfstelling buiten toepassing te laten op grond van de redelijkheid en billijkheid.

Het hof heeft de grieven van de appellanten in volle omvang beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld. Het hof oordeelde dat de onderbouwing van de appellanten onvoldoende was en dat de erfstelling niet buiten toepassing kon worden gelaten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de leerstukken van redelijkheid en billijkheid in erfrechtelijke geschillen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.120.449/01
(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 118397 / HA ZA 12-65)
arrest van de tweede kamer van 21 januari 2014
in de zaak van

1.[appellant],

wonende te [woonplaats],
2. [appellante],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. H. de Jong, kantoorhoudende te Burgum,
tegen

1.[geïntimeerde 1],

wonende te [woonplaats],

2. [geïntimeerde 2],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. C. van der Slikke, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 3 oktober 2012 van de rechtbank Leeuwarden, hierna te noemen de rechtbank.
Het geding in hoger beroep
1. Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 14 december 2012;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties.
2. Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De conclusie van de memorie van grieven luidt:

"voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het vonnis op 3 oktober 2012 onder nummer 118397 /HA ZA 12-65 door de Rechtbank te Leeuwarden (…) tussen partijen gewezen, en, opnieuw rechtdoende, alsnog primair de vorderingen van appellanten, oorspronkelijk eisers, toe te wijzen, althans subsidiair toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerden, oorspronkelijk gedaagden, in de kosten van beide instanties".

De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Het hof gaat in hoger beroep van de volgende vaststaande feiten uit:
( i) [in 2011] is te [plaats] overleden [erflaatster], geboren [in 1917], hierna te noemen de erflaatster. De erflaatster was onhertrouwde weduwe van [A]. Zij heeft geen afstammelingen achtergelaten.
(ii) De erflaatster heeft bij openbaar testament, op 4 december 2001 verleden voor mr. Th. Koelma, notaris te Franekeradeel, onder bezwaar van legaten haar zuster [zuster] tot haar enig erfgenaam benoemd en voor het geval van vooroverlijden of gelijktijdig overlijden van deze de vier kinderen van haar vooroverleden broer [broer], waaronder [appellanten] Genoemde [zuster] is vóór de erflaatster overleden.
(iii) Bij openbaar testament, op 23 juli 2007 verleden voor mr. F.G. Heeres, notaris te [woonplaats], heeft de erflaatster [geïntimeerden] tot haar enige erfgenamen benoemd. [geïntimeerden] zijn nichten van de genoemde echtgenoot van de erflaatster.
(iv) Het CIZ (centrum indicatiestelling zorg) heeft op 8 maart 2006 een indicatiebesluit genomen vanwege persoonlijke beperkingen en omstandigheden van [erflaatster].
( v) Op 20 juli 2007 heeft [erflaatster] een overeenkomst voor zorg-, dienstverlening en huisvesting met de Stichting Zorggroep Tellens te Bolsward gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft zij haar intrek genomen in verzorgingstehuis Saxenoord te Franeker.
(vi) Het voorbereidingsformulier bewonersoverleg groepsverzorging d.d. 5 september 2007 vermeldt onder meer het navolgende:

Psychische factoren
- Volgens de papieren van het Ciz is mevr. dementerend.
- Mevr. is gedesorienteerd in tijd en plaats.
- Doordat mevr. onwennig is op haar kamer loopt ze ook veel op de gang.
- Door cognitieve achteruitgang bezoekt mevr. de groepsverzorging.
Communicatie
Mevr. is goed in communiceren, mits ze je wel goed hoort.’
(vii)  Het verslag van het Multi Disciplinair Overleg d.d. 14 november 2007 bevat onder
meer de volgende beoordeling:
‘ PSYCHISCHE FACTOREN   Stelt zich afhankelijk op. Sociaal inactief en lichte geheugenproblemen. (zie uitkomst GIP 31 juli j.l.) Mw. is niet graag alleen op kamer, voelt zich dan bang en eenzaam.’
(viii)  Het verslag van het Multi Disciplinair Overleg d.d. 9 april 2008 bevat onder meer de
volgende beoordeling:
‘ PSYCHISCHE FACTOREN   Mw. is dementerend, is gedesorienteerd is plaats. Mw. kan tijdens een gesprek niet altijd de juiste woorden vinden.’
(ix)  Het verslag van het Multi Disciplinair Overleg d.d. 9 september 2009 bevat onder
meer de volgende beoordeling:
‘PSYCHISCHE FACTOREN   Mevr. heeft weinig tot geen inprentingsvermogen en is dus niet in staat nieuwe dingen op te nemen. Mevr. haar korte-termijn geheugen is dermate slecht dat mevr. langer dan 5 minuten terug zich de dingen niet kan herinneren.’
( x) Het verslag van het Multi Disciplinair Overleg d.d. 4 november 2009 bevat
onder meer de volgende beoordeling:
‘ Psychische factoren   Mevr. lijdt aan dementieel ziektebeeld waarschijnlijk type Alzheimer. Met name het inprentingsvermogen is ernstig aangetast.’
(xi) De nalatenschap van de erflaatster bestaat uit een bedrag in contanten ten belope van
€19.389,-.
(xii) Een schriftelijke verklaring d.d. 16 april 2012 van voornoemde notaris Heeres luidt als volgt:
‘Hierbij verklaart de ondergetekende dat zij een tweetal gesprekken heeft gevoerd met
[erflaatster]. In deze gesprekken heeft [erflaatster], in zeer heldere en in
duidelijke bewoordingen aangegeven wat ze juist wel en juist niet wilde regelen in haar
uiterste wilsbeschikking.
Het testament van [erflaatster] is een niet-complex testament, waarvan ik ben
overtuigd dat [erflaatster] de gevolgen helemaal heeft overzien.
Overigens was bij deze gesprekken ook [B] aanwezig; zij is dezelfde
mening toegedaan, hetgeen moge blijken uit de medeondertekening van deze verklaring.’
De vordering in eerste aanleg
2. [appellanten] hebben primair gevorderd om vast te stellen dat het testament nietig
is en subsidiair voor recht te verklaren dat wegens strijd met redelijkheid en
billijkheid ongewijzigde instandhouding van het testament van 22 juli 2007
onaanvaardbaar is.
3. De rechtbank heeft zowel de primaire als de subsidiaire vordering van Leijstra
afgewezen, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding.
Met betrekking tot de grieven:
4. De grieven leggen het geschil tussen partijen in volle omvang ter beoordeling
aan het hof voor. Zij zullen daarom gezamenlijk worden behandeld.
5. [appellanten] hebben aan hun primaire vordering ten grondslag gelegd dat
de door de erflaatster ten behoeve van [geïntimeerden] gemaakte erfstelling nietig is,
omdat de geestelijke stoornis van de erflaatster een redelijke waardering van de
bij de erfstelling betrokken belangen belette.
6. Het hof leest in de grieven en de daarop gegeven toelichting geen andere
relevante stellingen en verweren dan die reeds in eerste aanleg zijn aangevoerd en
door de rechtbank in de overwegingen 3.5 tot en met 3.7 van de beroepen beslissing
gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen rechtbank ter motivering
van haar beslissing daar heeft overwogen en neemt die beslissing over. Het hof
overweegt daartoe nog dat – mede in het licht van de hiervoor in rechtsoverweging 3
onder (xii) weergegeven verklaring van voornoemde notaris Heeres - de
onderbouwing van [appellanten] van hun hiervoor in rechtsoverweging 5 weergeven
stelling als onvoldoende moet worden aangemerkt.
7. De rechtsopvatting van [appellanten], die besloten ligt in het hetgeen zij aan hun
subsidiaire vordering ten grondslag hebben gelegd en die inhoudt dat een erfstelling
buiten toepassing zou kunnen worden gelaten omdat zij naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid onaanvaardbaar is, vindt geen steun in het recht.
8. De grieven falen derhalve.
De slotsom
9. Het beroepen vonnis dient te worden bekrachtigd en [appellanten] moeten als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep worden veroordeeld. Deze kosten zullen worden berekend wordt volgens het liquidatietarief voor de hoven (tarief II; 1 punt à € 894,--).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het beroepen vonnis van 3 oktober 2012;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, welke kosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] worden begroot op € 299,- verschotten en € 894,-aan salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. W. Breemhaar, mr. M.E.L. Fikkers en mr. G.K. Schipmölder en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 21 januari 2014.