Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Groningen, verder aan te duiden als de kantonrechter.
2.Het geding in hoger beroep
3.Ten aanzien van de feiten
grief 5.1). Deze grief is evenwel tevergeefs voorgedragen. Er is geen rechtsregel die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt.
“werknemer kan ten aanzien van de reden van de beëindiging van het dienstverband geen verwijt worden gemaakt” en “werkgever heeft het initiatief genomen tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst”.[geïntimeerde] is met de toevoeging van deze twee zinnen akkoord gegaan.
“er is gezocht of er voor werknemer binnen de organisatie van werkgever een andere passende functie aanwezig was, maar dit bleek niet het geval te zijn”.
4.De beslissingen in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven
5.2 tot en met 5.11strekken ertoe dat het hof de vordering in volle omvang opnieuw beoordeelt. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
mr. Borger vervolgens druk op [appellant] heeft uitgeoefend om akkoord te gaan, levert dat nog steeds geen misbruik van omstandigheden op. Daarvan zou eerst sprake kunnen zijn indien [geïntimeerde] zou hebben geweten dat mr. Borger [appellant] op een onoorbare wijze onder druk zou hebben gezet, doch dat is niet gesteld. Uit het dossier blijkt ook niet dat mr. Borger onoorbare druk op [appellant] heeft uitgeoefend.
1 punt naar tarief I.