Uitspraak
[appellante],
1.[curator 1],
de curatoren.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordelingDe ontvankelijkheid
Ten aanzien van ambtshalve toepassing van het tweede lid van artikel 335 Rv heeft de Hoge Raad op deze hoofdregel weliswaar in zijn arrest van 16 juni 2006 (ECLI:NL:HR:2006: AV2644) een uitzondering gecreëerd, doch van toepasselijkheid van dit artikellid is in het onderhavige geval geen sprake, nu tegen [appellante] geen vonnis is gewezen als bedoeld in artikel 140 lid 2 Rv. Immers, van een dergelijk vonnis is alleen sprake wanneer er in de desbetreffende procedure meerdere gedaagden zijn gedagvaard, waarvan ten minste één is verschenen en waarvan tegen de andere(n) verstek is verleend. Uit het bestreden vonnis blijkt dat zowel [appellante] als haar medegedaagde in de procedure in eerste aanleg niet zijn verschenen. Van een vonnis op tegenspraak is derhalve geen sprake. De voorzieningenrechter heeft tegen [appellante] en haar medegedaagde verstek verleend en vervolgens overeenkomstig het bepaalde in artikel 139 Rv op 15 mei 2013 een verstekvonnis gewezen.