Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.Slotsom
€ 3.262,-(2 punten x tarief IV)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om de vraag of de bedrijfs-CAO van toepassing was op de werknemer [geïntimeerde] en in hoeverre het vorderingsrecht tot betaling van vakantiebijslag was verjaard. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 13 augustus 2013, waarin het hof al enkele belangrijke overwegingen had geformuleerd. Fermacell B.V., de appellante, stelde dat de bedrijfs-CAO sinds 2004 niet meer van toepassing was op [geïntimeerde]. Dit werd door [geïntimeerde] betwist, die aanvoerde dat Fermacell zelf had gesteld dat de ondernemings-CAO van toepassing was. Het hof oordeelde dat Fermacell op basis van artikel 14 van de Wet CAO verplicht was de CAO toe te passen tot 2004, maar dat er geen bewijs was dat er een stilzwijgend aanbod was gedaan door Fermacell dat door [geïntimeerde] was aanvaard.
Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] geen aanspraak kon maken op vakantietoeslag op basis van de bedrijfs-CAO’s vanaf 2004, en dat de kantonrechter op goede gronden had geoordeeld dat [geïntimeerde] zijn aanspraak ontleende aan artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wmm). De grieven van Fermacell werden verworpen, terwijl de grief van [geïntimeerde] die betrekking had op de verjaring van de vordering tot betaling van vakantiebijslag, werd toegewezen. Het hof oordeelde dat de vordering tot betaling van vakantiebijslag niet was verjaard, omdat deze pas opeisbaar werd op 1 juni 2006. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, met uitzondering van de beslissing over de vakantietoeslag, die werd vernietigd. Fermacell werd veroordeeld tot betaling van € 21.181,62 bruto aan [geïntimeerde] ter zake van achterstallige vakantietoeslag, vermeerderd met wettelijke rente en verhoging.