ECLI:NL:GHARL:2014:4096

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 mei 2014
Publicatiedatum
21 mei 2014
Zaaknummer
ks 21-004160-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van overtreding van de Monumentenwet 1988

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Oost-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van een overtreding van artikel 11 lid 1 van de Monumentenwet 1988. De zaak betreft de beschadiging van een beschermd monument, een boerderij van het Staphorster type, door het slopen van wandtegels. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 19 maart 2013, waarin zij werd veroordeeld tot een geldboete. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, omdat het niet de bewijsmiddelen bevatte waarop de bewezenverklaring steunde. Na onderzoek op de zitting van 8 mei 2014 heeft het hof vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 28 april 2011. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van een ander ten laste gelegd feit, omdat de periode waarin dit feit zou zijn gepleegd niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte is strafbaar verklaard en er is een geldboete van € 2.000,00 opgelegd, met de mogelijkheid van 30 dagen hechtenis bij gebreke van betaling. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar financiële draagkracht. De uitspraak is gedaan in het belang van de bescherming van cultuurhistorische bouwwerken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-004160-13
Uitspraak d.d.: 22 mei 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Oost-Nederland van 19 maart 2013 met parketnummer 84-218886-11 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1956],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 mei 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde (misdrijf);
- veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 2.500,-.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. A.H.J. Damminga, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het vonnis waarvan beroep niet de bewijsmiddelen bevat waarop de bewezenverklaring steunt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

De strafbaarstelling van de Monumentenwet 1988 is per 1 oktober 2010 gewijzigd. De strafbaarstelling is sedert die datum opgenomen in de Wet op de economische delicten. Daarvoor was de strafbaarstelling in de Monumentenwet 1988 zelf geregeld. Gelet hierop zal het hof de tenlastelegging als volgt verstaan:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 april 2009 t/m 30 september 2010, in de gemeente [gemeente], al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een aan de [adres] gelegen boerderij van het Staphorster type, aangewezen als een beschermd monument, heeft beschadigd en/of vernield door wandtegels van de muur/muren te slopen of te verwijderen en/of af te voeren.
(artikel 11 Monumentenwet 1988, strafbaar gesteld in artikel 61 en 62 van de Monumentenwet 1988);
2.
verdachte op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 t/m 28 april 2011, in de gemeente [gemeente], al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een aan de [adres] gelegen boerderij van het Staphorster type, aangewezen als een beschermd monument, heeft beschadigd en/of vernield door wandtegels van de muur/muren te slopen of te verwijderen en/of af te voeren.
(artikel 11 Monumentenwet, strafbaar gesteld in artikel 1a, sub 2 jo artikel 2 van de Wet op de economische delicten).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof spreekt verdachte vrij van hetgeen onder 1 ten laste is gelegd nu de periode waarin het feit zou zijn gepleegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
verdachte op een of meer momenten in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 28 april 2011, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander een aan de [adres] gelegen boerderij van het Staphorster type, aangewezen als een beschermd monument, heeft beschadigd door wandtegels van de muur te slopen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht met name niet bewezen dat verdachte het feit opzettelijk heeft gepleegd.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 11 lid 1 van de Monumentenwet 1988.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft monumentale tegels van een muur in een boerderij die zij in haar bezit had, laten slopen. Daardoor is de monumentale boerderij beschadigd geraakt. Het belang van bescherming van een monument als het onderhavige is gelegen in het behoud van – voor de streek kenmerkende – cultuurhistorische bouwwerken.
Uit een uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 7 maart 2013 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan is gebleken. Ook is de financiële draagkracht bij de strafoplegging in aanmerking genomen.
Alles afwegende, is het hof van oordeel dat aan verdachte een geldboete van na te noemen bedrag moet worden opgelegd. Deze straf is passend.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikelen 11 en van de Monumentenwet 1988, de artikelen 23, 24, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. P.A.H. Lemaire en mr. J.J. Beswerda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 22 mei 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.