ECLI:NL:GHARL:2014:4098

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 mei 2014
Publicatiedatum
21 mei 2014
Zaaknummer
ks 21-000661-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing, mishandeling en belediging van politieagenten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing, mishandeling van een politieagent en belediging van twee politieagenten. De feiten vonden plaats op 5 oktober 2013, toen de verdachte een 70-jarige man in zijn woning met geweld bedreigde en hem dwong tot de afgifte van geld. Het hof oordeelde dat de verdachte aanzienlijk geweld heeft gebruikt, maar dat er geen vooropgezet plan was voor een woningoverval. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, maar het hof vond de ernst van de feiten zwaarder wegen en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren op, zoals geëist door de advocaat-generaal. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die ter zitting naar voren kwamen, hebben het hof niet tot een ander oordeel gebracht. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van zijn daden. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde1], [benadeelde2] en [benadeelde3] toegewezen, waarbij de schadevergoeding werd vastgesteld op respectievelijk €2.933,59, €400,00 en €100,00.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000661-14
Uitspraak d.d.: 22 mei 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 28 januari 2014 met parketnummer 08-760223-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1991],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [verblijfplaats].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 maart 2014 en 8 mei 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte voor de feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5 subsidiair tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van voorarrest en toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde1], [benadeelde2] en [benadeelde3] telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.M. Kuyp, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1
primair:
hij op of omstreeks 05 oktober 2013 te [plaats1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde1] (geboren in 1943) te dwingen tot de afgifte van geld in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- het pand waar die [benadeelde1] verblijft en werkzaam is ( perceel [adres]) heeft betreden en/of de woonkamer is ingelopen en/of
- onverhoeds- mogelijk verzet brekend- die [benadeelde1] met kracht tegen/op diens hoofd heeft geslagen en/of (daarbij) tegen die [benadeelde1] heeft gezegd: "Geld, geld." en/of
- nadat die [benadeelde1] verdachte tijdens een daarop volgende worsteling (uiteindelijk) naar de smederij in dat pand had geduwd en/of een ijzeren pijp , althans een hard/zwaar voorwerp had gepakt, die [benadeelde1] die/een ijzeren pijp, althans dat voorwerp heeft afgenomen en/of daarmee die [benadeelde1] met kracht op diens hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1
subsidiair:
hij op of omstreeks 5 oktober 2013 te [plaats1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, althans enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde1] (geboren in 1943), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde1] te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- het pand waar die [benadeelde1] verblijft en werkzaam is ( perceel [adres]) heeft betreden en/of de woonkamer is ingelopen en/of
- onverhoeds- mogelijk verzet brekend- die [benadeelde1] met kracht tegen/op diens hoofd heeft geslagen en/of (daarbij) tegen die [benadeelde1] heeft gezegd: "Geld, geld." en/of
- nadat die [benadeelde1] verdachte tijdens een daarop volgende worsteling (uiteindelijk) naar de smederij in dat pand had geduwd en/of een ijzeren pijp , althans een hard/zwaar voorwerp had gepakt, die [benadeelde1] die/een ijzeren pijp, althans dat voorwerp heeft afgenomen en/of daarmee die [benadeelde1] met kracht op diens hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
2:
hij op of omstreeks 05 oktober 2013 te [plaats1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (beneden)woning (perceel [adres]) weg te nemen geld en/of (een) (andere) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, over een heg is geklommen en/of vervolgens de tuin en/of het terras, behorende bij die woning heeft betreden en/of met kracht aan de deurkruk van de keukendeur van die woning heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op of omstreeks 05 oktober 2013 te [plaats1], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten hoofdagent van Regiopolitie IJsselland [benadeelde2], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, (met kracht) in diens (linker)pols heeft gebeten, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4:
hij op of omstreeks 05 oktober 2013 te [plaats1] en/of te [plaats2] en/of elders in Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten hoofdagent van Regiopolitie IJsselland [benadeelde2] en/of aspirant van Regiopolitie IJsselland [benadeelde3], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in diens/hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: " Kankerhoeren " en/of "Kankerhoertjes" en/of "Vieze klootzakken" en/of "Vind je jezelf nu stoer, klootzak" althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
5
primair:
hij op of omstreeks 02 oktober 2013 te [plaats3] en/of in of omstreeks de periode van 2 oktober 2013 tot en met 5 oktober te [plaats1], althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (Gazelle Furore, kleur grijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2] en/of aan [slachtoffer3] en/of aan [slachtoffer4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5
subsidiair:
hij op of omstreeks 02 oktober 2013 te [plaats3] en/of in of omstreeks de periode van 2 oktober 2013 tot en met 5 oktober 2013 te [plaats3] en/of te [plaats1], in elk geval in Nederland, een fiets (Gazelle Furore, kleur grijs) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 1

Aan verdachte is primair ten laste gelegd een poging tot afpersing van [benadeelde1]. Subsidiair is ditzelfde feitencomplex ten laste gelegd als een poging tot diefstal.
De verdediging heeft als meest vergaand verweer naar voren gebracht dat bij verdachte geen sprake was van oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, zodat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof gaat hierbij uit van de uitgebreide verklaring van aangever [benadeelde1] zoals afgelegd bij de politie. Deze verklaring komt er kort gezegd op neer dat aangever, een man van 70 jaren oud, op zaterdag 5 oktober 2013 na 17:50 uur boven de smederij in zijn woonkamer met zijn rug naar de trap in zijn stoel voor de televisie zit als hij iemand de trap op naar boven hoort lopen. Aangever draait zich om in zijn stoel en ziet een onbekende man de woonkamer inlopen die zonder iets te zeggen recht op hem afloopt. Aangever staat op en vraagt de man wie hij is en wat hij daar doet. De man geeft geen antwoord en staat inmiddels voor aangever. Onverhoeds slaat de man aangever met zijn vuist tegen het hoofd en zegt dan: “Geld, geld.” Daarna ontstaat een worsteling en vallen aangever en de onbekende man al vechtend van de trap af. Beneden zet de worsteling zich voort. Het lukt aangever een ijzeren pijp te pakken, maar de andere man weet de pijp af/over te pakken en slaat aangever daarmee vervolgens hard op het hoofd. Aangever begint daarop hevig te bloeden. Vlak daarna gaat de man er – zonder buit - vandoor. Verdachte wordt vlak daarna op korte afstand van de woning van [benadeelde1] aangehouden.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoren bij de politie geweigerd zaaksinhoudelijk te verklaren. Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft hij ontkend in de woning van [benadeelde1] te zijn geweest. Ter zitting in eerste aanleg verklaarde verdachte dat hij wel de smederij was binnengegaan omdat hij wilde vragen of hij zijn oude droger kon inleveren als ‘oud ijzer’. Omdat hij beneden in de werkplaats niemand aantrof is hij naar boven gelopen, omdat hij vermoedde dat daar het kantoor was. Boven ziet hij een man zitten die tv zit te kijken. Verdachte verklaart niets te hebben gezegd; hij heeft zich niet kenbaar gemaakt en heeft ook niet geantwoord toen [benadeelde1] hem vroeg wie hij was en wat hij deed. Volgens verdachte kreeg hij de kans niet om te antwoorden omdat [benadeelde1] direct op hem afliep en zij in een worsteling terechtkwamen. Verdachte ontkent [benadeelde1] tegen zijn hoofd te hebben geslagen en de ten laste gelegde woorden “Geld, geld” te hebben geroepen. Tijdens de worsteling vallen ze samen van de trap. Beneden probeert hij een ijzeren pijp van de man af te pakken. Verdachte raakt daarbij (het hof begrijpt: onbedoeld) [benadeelde1] met de pijp op zijn hoofd. Verdachte heeft op de zitting bij het hof in grote lijnen overeenkomstig zijn bij de rechtbank afgelegde verklaring verklaard.
Het hof gaat zoals hiervoor aangegeven – in tegenstelling tot wat de raadsman heeft aangevoerd en in lijn met de advocaat-generaal en de rechtbank – uit van de verklaringen van aangever en wel om de volgende redenen. Aangever heeft ten overstaan van de politie uitgebreid verklaard. Deze verklaring is consistent, helder en duidelijk. Verdachte daarentegen is pas in een laat stadium, ter zitting van de rechtbank, met het hiervoor geschetste alternatieve scenario naar voren gekomen. Dit alternatieve scenario is strijdig met de verklaring van verdachte zoals hij deze heeft afgelegd bij de rechter-commissaris. Verdachte heeft derhalve wisselend en niet consistent verklaard. Hij heeft hiervoor ter zitting van het hof niet een afdoende verklaring gegeven. Bovendien acht het hof gelet op de omstandigheden waaronder het een en ander heeft plaatsgevonden het alternatieve scenario van verdachte niet geloofwaardig. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat verdachte de smederij en de woning van aangever ruim na winkelsluitingstijd heeft betreden, maar ook het feit dat verdachte van zijn goede bedoelingen (oud ijzer handel) niet eerder gewag heeft gemaakt, noch ten tijde van het delict, noch in het daaropvolgend strafproces, dan ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg. Ook is het ongeloofwaardig dat verdachte niet in de gelegenheid zou zijn geweest ook maar een enkel woord uit te brengen, zoals hij beweert.
De verklaring van aangever wordt bovendien in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. Op grond hiervan acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing zoals hierna bewezen wordt verklaard. De omstandigheid dat niet blijkt van een vooropgezet plan voor de afpersing doet, anders dan de raadsman heeft bepleit niet ter zake, nu dit geen vereiste is voor een bewezenverklaring van (een poging tot) afpersing.

Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 2

Door de raadsman is aangevoerd, dat bij feit 2 sprake is van vrijwillige terugtred, zodat verdachte moet worden vrijgesproken, dan wel moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van het feit.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde dan wel ontslag van alle rechtsvervolging wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof gaat hierbij uit van de volgende gang van zaken:
Verdachte heeft verklaard dat hij voornemens was in te gaan breken. Daarom stapte hij over de heg behorend bij het perceel [adres] te [plaats1], liep hij door de tuin en voelde hij aan de deur. Deze bleek op slot.
Aangever [slachtoffer1], in de bewuste woning aanwezig, zag verdachte door de tuin lopen en vervolgens aan de deurkruk trekken. Aangever liep naar het raam en schreeuwde naar verdachte: “Wat moet je daar!” Volgens [slachtoffer1] schrok verdachte zichtbaar en maakte hij zich vervolgens uit de voeten.
Het hof acht het gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer1] niet geloofwaardig dat verdachte niemand heeft gezien of gehoord toen hij bij de woning was. Het is ook het door deze getuige opgegeven signalement dat tot aanhouding van verdachte heeft geleid.
Het hof stelt op grond van voorgaande vast, dat sprake is van een voltooide poging tot diefstal, nu het voornemen van verdachte (waarover hij zelf heeft verklaard) om ergens in te breken zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
Het betoog van de raadsman dat sprake is van vrijwillige terugtred mist feitelijke grondslag, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat er geen sprake is van een niet-voltooid misdrijf ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk, maar als gevolg van een van buiten komende oorzaak. Het hof verwerpt het verweer.

Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 3

Verdachte heeft ter zitting van de rechtbank verklaard in de pols van verbalisant [benadeelde2] te hebben gebeten. Door de raadsman is ter zitting van het hof betoogd, dat voorafgaand aan deze beet sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke (want buitenproportionele) aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen, nu verdachte reeds was geboeid en er vervolgens een wurggreep bij hem werd aangelegd. Verdachte dient dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
Het hof acht op grond van het proces-verbaal van aangifte door verbalisant [benadeelde2] niet aannemelijk geworden dat sprake was van een wederrechtelijke aanranding, nu daaruit niet blijkt dat verbalisant [benadeelde2] wederrechtelijk heeft gehandeld. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van deze aangifte te twijfelen. Het hof verwerpt het verweer.

Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 5

De raadsman heeft aangevoerd, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de diefstal wegens het ontbreken van wettig bewijs. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de diefstal, nu sprake is van een res derelicta, hetgeen niet enkel zou blijken uit de plaats van de fiets op het moment dat verdachte zich deze toe-eigende en de staat van de fiets, maar ook uit het feit dat de eigenaar van de fiets geen aangifte heeft gedaan. Niet ter discussie staat, dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde fiets zich op 2 oktober 2013 heeft toegeëigend en dat de fiets op 5 oktober 2013 onder verdachte is aangetroffen.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarnaast het volgende.
Het verweer faalt. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, stelt het hof vast dat uit het dossier (p. 220) blijkt dat namens de rechthebbende wel aangifte is gedaan van de diefstal van de fiets. De stelling dat sprake was van een res derelicta wordt tevens ondergraven door de omstandigheid dat verdachte de fiets kennelijk gebruikte en kon gebruiken waarvoor hij was bestemd: om te fietsen. Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1
primair:
hij op 5 oktober 2013 te [plaats1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde1] (geboren in 1943) te dwingen tot de afgifte van geld in toebehorende aan die [benadeelde1],
- het pand waar die [benadeelde1] verblijft en werkzaam is ( perceel [adres]) heeft betreden en de woonkamer is ingelopen en
- onverhoeds - mogelijk verzet brekend - die [benadeelde1] met kracht tegen diens hoofd heeft geslagen en tegen die [benadeelde1] heeft gezegd: "Geld, geld." en
- nadat die [benadeelde1] verdachte tijdens een daarop volgende worsteling (uiteindelijk) naar de smederij in dat pand had geduwd en een ijzeren pijp had gepakt, die [benadeelde1] die ijzeren pijp heeft afgenomen en daarmee die [benadeelde1] met kracht op diens hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op 5 oktober 2013 te [plaats1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een benedenwoning (perceel [adres]) weg te nemen geld en/of andere goederen, toebehorende aan [slachtoffer1], de tuin behorende bij die woning heeft betreden en met kracht aan de deurkruk van de keukendeur van die woning heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op 5 oktober 2013 te [plaats1], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten hoofdagent van Regiopolitie IJsselland [benadeelde2], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, met kracht in diens linkerpols heeft gebeten, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4:
hij op 5 oktober 2013 te [plaats1] en/of te [plaats2] en/of elders in Nederland, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten hoofdagent van Regiopolitie IJsselland [benadeelde2] en aspirant van Regiopolitie IJsselland [benadeelde3], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: " Kankerhoeren " en/of "Kankerhoertjes" en/of "Vieze klootzakken" en/of "Vind je jezelf nu stoer, klootzak".
5
primair:
hij op 2 oktober 2013 te [plaats3] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (Gazelle Furore, kleur grijs), toebehorende aan [slachtoffer4].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot afpersing.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 5 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van [benadeelde1]. De poging tot afpersing van [benadeelde1], een 70-jarige man, vond plaats in de woning van het slachtoffer, waarbij door verdachte aanzienlijk geweld is gebruikt. Dit geweld is volledig aan verdachte toe te rekenen. Hij heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van een slachtoffer dat als kwetsbaar kan worden aangemerkt. Een dergelijk feit veroorzaakt gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. Zij zijn in hun privacy aangetast en voelen zich nog lange tijd onveilig in hun eigen huis terwijl dat bij uitstek de plek is waar zij zich veilig moeten kunnen voelen.
Verder heeft verdachte zich voorafgaand aan de poging tot afpersing schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal. Toen hij diezelfde dag werd aangehouden heeft hij een politieagent mishandeld en twee politieagenten beledigd. Een paar dagen eerder had verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets.
Verdachte heeft ontkend feit 1 te hebben gepleegd. Het hof komt desondanks tot een bewezenverklaring. Het hof stelt vast dat verdachte niet de verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Getoond besef van verantwoordelijkheid voor eigen handelen en getoonde spijt daarvan kan onder omstandigheden voor de rechter aanleiding zijn tot enige mildheid omdat strafvervolging mede ten doel heeft verdachte tot inkeer te brengen. In het geval van verdachte is dat doel geenszins bereikt. Voor clementie om die reden bestaat vooralsnog dan ook geen grond.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 10 april 2014, eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder meer voor soortgelijke feiten als het onder 1. bewezenverklaarde. Ook liep verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in een proeftijd. Voorgaande heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om weer de fout in te gaan.
Verdachte heeft op meerdere momenten in onderhavige zaak desgevraagd te kennen gegeven niet te willen meewerken naar onderzoek omtrent zijn persoon. Met een eventuele verminderde toerekeningsvatbaarheid kan dan ook geen rekening worden gehouden.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, dient een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van lange duur opgelegd te worden.
Het hof oordeelt met de rechtbank dat ten aanzien van feit 1 niet is gebleken van een vooropgezet plan bij verdachte om een woningoveral te plegen. Echter, nadat verdachte aangever ontwaarde in diens woonkamer heeft hij een keuze gemaakt die niet anders kan worden gekwalificeerd als een poging tot afpersing in een woonsituatie. Daarom zal het hof bij de strafoplegging, in lijn met de visie van het openbaar ministerie, de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dat is begaan aanzienlijk zwaarder laten wegen dan de rechtbank (die verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden had opgelegd). Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren, zoals geëist door de advocaat-generaal, is een noodzakelijke en passende bestraffing. De persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter zitting van het hof naar voren gekomen, hebben het hof niet tot een ander oordeel gebracht. Het hof zal deze straf daarom aan verdachte opleggen.

Benadeelde partij [benadeelde2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is door de verdediging niet of onvoldoende weersproken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Benadeelde partij [benadeelde1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 3.593,59. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en heeft deze vordering ter zitting van het hof toegelicht en beperkt tot een bedrag van € 2.933,59.
De (aangepaste) vordering is door de verdediging niet of onvoldoende weersproken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Benadeelde partij [benadeelde3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 100,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is door de verdediging niet of onvoldoende weersproken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 266, 267, 300, 304, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde2] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde2], een bedrag te betalen van
€ 400,00 (vierhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.933,59 (tweeduizend negenhonderddrieëndertig euro en negenenvijftig cent) bestaande uit € 1.933,59 (duizend negenhonderddrieëndertig euro en negenenvijftig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde1], een bedrag te betalen van
€ 2.933,59 (tweeduizend negenhonderddrieëndertig euro en negenenvijftig cent) bestaande uit € 1.933,59 (duizend negenhonderddrieëndertig euro en negenenvijftig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
39 (negenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde3] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 100,00 (honderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde3], een bedrag te betalen van
€ 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter,
mr. K. Lahuis en mr. W. Foppen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 22 mei 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Lahuis is buiten staat dit arrest te ondertekenen.