Bij ontbreken van een dochter als erfgenaam wordt plaatsvervulling in acht genomen, zoals door de wet bepaald voor vererving bij versterf en vindt anders aanwas plaats ten behoeve van de overige erfgenamen; bij het ontbreken van mijn zoon als erfgenaam geldt het hierna in bepaling E onder 4 bepaalde in het daar vermelde geval.
Voor wat betreft de erfstelling ten behoeve van mijn zoon verwijs ik naar elders in dit testament voor de daaraan verbonden ontbindende voorwaarde en verdere beperkingen.
2. Ik legateer aan mijn genoemde zoon [appellant] - verder te noemen: [X] - het huis dat tot mijn nalatenschap behoort en waarin [X] ten tijde van mijn overlijden woonachtig is, zulks onder de verplichting tot inbreng in mijn nalatenschap van de waarde van dat huis zoals die voor de heffing van het recht van successie zal komen vast te staan; zo mogelijk moet het feit dat hij in dat huis woont worden meegewogen als waardedrukkende factor.
[X] zal zich het aan hem gelegateerde huis ook kunnen doen toedelen voor de
aangeduide waarde.
3. (…).
C. INBRENG
(…)
D. UITSLUITINGSCLAUSULE
(…).
E. TWEETRAPSMAKING
1. Making onder voorwaarde; bezwaarde
De in bepaling B. vermelde erfstelling ten behoeve van [X] geschiedt onder de
hierna vermelde ontbindende voorwaarde.
Ik bepaal dat alles wat [X] uit mijn nalatenschap zal verkrijgen, althans wat
daarvan onverteerd is overgebleven, niet zal toekomen aan zijn erfgenamen, maar aan mijn hierna te noemen erfgenamen onder opschortende voorwaarde.
2. Verwachters
Ik benoem tot erfgenamen onder de hierna vermelde opschortende voorwaarde:
mijn twee genoemde dochters. Plaatsvervulling zal uitsluitend geschieden als
een verwachter vóór of tegelijk met de bezwaarde overlijdt en heeft ook betrekking op afstammelingen van een vooroverleden verwachter die bij mijn overlijden nog niet geboren waren.
3. Ontbindende en opschortende voorwaarde
De bezwaarde is erfgenaam onder de ontbindende voorwaarde en de verwachters worden erfgenaam onder de opschortende voorwaarde dat ten minste een van de verwachters nog in leven is op het moment van overlijden van de bezwaarde.
4. Overlijden na of tegelijk met [X]
Als [X] vóór mij of tegelijk met mij overlijdt, dan benoem ik tot mijn erfgenamen voor het krachtens bepaling B. aan hem toegedachte erfdeel de hiervoor bedoelde verwachters.
5. Legaat ten behoeve van [belanghebbende 2]
Ik vermeld hier al, dat het door de verwachters te verkrijgen erfdeel bezwaard is
met een vruchtgebruik; ik verwijs naar bepaling G.
F. BEPALINGEN TWEETRAPSMAKING
(…)
G. VOORWAARDELIJK VRUCHTGEBRUIKLEGAAT
1. Legaat vruchtgebruik aan [belanghebbende 2]
Ik legateer aan [belanghebbende 2], met wie mijn zoon [X] samenwoont en een
gemeenschappelijke huishouding voert - verder te noemen: [belanghebbende 2] - het vruchtgebruik van het erfdeel dat krachtens bepaling E. sub 2 of 4 door de verwachters wordt verkregen.
Deze making is alleen van toepassing als [belanghebbende 2] nog in leven is op het tijdstip waarop het vruchtgebruik geacht wordt aan te vangen, terwijl op dat tijdstip geen sprake is van een omstandigheid waarin het vruchtgebruik al zou zijn geëindigd, terwijl de samenwonersrelatie (al dan niet in de vorm van een huwelijk of geregistreerd partnerschap) niet moet zijn verbroken door een andere oorzaak dan door het overlijden van [X] (waarbij het om medische redenen niet meer samenwonen met in stand blijven van de affectieve relatie niet geldt als verbreken van de samenwoning).
2. Vruchtgebruikbepalingen
(…)
H. BEWIND
Ik stel onder bewind al hetgeen uit mijn nalatenschap wordt verkregen door:
- mijn zoon [X] (zolang zijn erfgenaamschap duurt);
- de verwachters ingevolge bepaling E. sub 2 of 4, zolang het vruchtgebruik ten behoeve van [belanghebbende 2] duurt;
- [belanghebbende 2] (zolang het haar vermaakte vruchtgebruik duurt).
Ik benoem tot bewindvoerder de heer [belanghebbende 1], geboren op [geboortedatum 2], wonende te [postcode] [woonplaats 2], [adres] ([postadres] [woonplaats 2]).
(…)
Met betrekking tot dit bewind bepaal ik als volgt:
1. Het bewind vangt aan op het tijdstip van de verkrijging.
(…)
Dit bewind is ingesteld in het belang van de rechthebbende, voorzover het [X] of [belanghebbende 2] betreft omdat zij niet goed in staat zijn zelf het verkregene te beheren en tijdens de duur van genoemd vruchtgebruik tevens om de bevoegdheden in één hand te houden.