In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, [minderjarige], die samen met zijn ouders in een problematische situatie verkeert. De ouders, die beiden kampen met langdurige verslavingsproblematiek, hebben in het verleden meerdere kinderen gekregen die verslaafd ter wereld zijn gekomen. [minderjarige] is op 22 augustus 2012 onder toezicht gesteld en met een (spoed)machtiging uit huis geplaatst. De ouders hebben in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 12 november 2013 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] werd verlengd.
De ouders hebben aangevoerd dat de beschikking onvoldoende gemotiveerd is en dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij zo snel mogelijk bij hen en zijn jongste zusje terugkeert. Ze stellen dat ze goede vooruitgang boeken in hun behandeling en dat de stichting onvoldoende heeft gekeken naar de mogelijkheden voor terugplaatsing. Het hof heeft echter geoordeeld dat de kinderrechter haar beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de uitkomst van de zaak, omdat de ouders in hoger beroep hun bezwaren konden inbrengen.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders al jarenlang met verslavingsproblematiek kampen en dat dit een ernstig risico voor [minderjarige] met zich meebrengt. Ondanks de inspanningen van de ouders om hun situatie te verbeteren, is er onvoldoende bewijs dat zij in staat zijn om een veilige opvoedsituatie te bieden. Het hof heeft geconcludeerd dat de huidige plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders in zijn belang is, gezien de stabiliteit en veiligheid die daar geboden worden. De beschikking van de kinderrechter is dan ook bekrachtigd.