Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling van het verzoek tot rolvoeging
dinsdag 22 juli 2014voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde].
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2014 een rolbeschikking gedaan in het kader van een verzoek tot rolvoeging. De appellante, een vennootschap naar Duits recht, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden, waarin zij was veroordeeld tot betaling van € 42.500,- aan de geïntimeerde, een Nederlandse partij. De appellante verzocht om haar procedure te voegen met een andere procedure die bij het hof bekend was onder nummer 200.082.544/01, waarin ook de geïntimeerde en een derde partij betrokken waren.
Het hof oordeelde dat het verzoek tot rolvoeging geen incident betrof, maar dat er bij rolbeschikking op moest worden beslist. De rolraadsheer heeft het verzoek toegewezen, ondanks dat de rolvoeging geen formeel-juridische grondslag had. De rolvoeging zou ervoor zorgen dat het procesverloop in beide zaken op elkaar afgestemd zou worden, met als doel om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen. De rolraadsheer benadrukte dat de vorderingen in beide zaken hun zelfstandigheid behouden, en dat partijen niet automatisch aanspraak hebben op stukken uit de andere procedure.
De rolraadsheer heeft de hoofdzaak verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van de geïntimeerde, en de procedures met nummers 200.082.544/01 en 200.112.121/01 zullen op de rol worden gevoegd. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.H. Kuiper in aanwezigheid van de griffier.