ECLI:NL:GHARL:2014:4869

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
17 juni 2014
Zaaknummer
200.112.121-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot rolvoeging in civiele procedure tussen Duitse vennootschap en Nederlandse partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2014 een rolbeschikking gedaan in het kader van een verzoek tot rolvoeging. De appellante, een vennootschap naar Duits recht, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden, waarin zij was veroordeeld tot betaling van € 42.500,- aan de geïntimeerde, een Nederlandse partij. De appellante verzocht om haar procedure te voegen met een andere procedure die bij het hof bekend was onder nummer 200.082.544/01, waarin ook de geïntimeerde en een derde partij betrokken waren.

Het hof oordeelde dat het verzoek tot rolvoeging geen incident betrof, maar dat er bij rolbeschikking op moest worden beslist. De rolraadsheer heeft het verzoek toegewezen, ondanks dat de rolvoeging geen formeel-juridische grondslag had. De rolvoeging zou ervoor zorgen dat het procesverloop in beide zaken op elkaar afgestemd zou worden, met als doel om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen. De rolraadsheer benadrukte dat de vorderingen in beide zaken hun zelfstandigheid behouden, en dat partijen niet automatisch aanspraak hebben op stukken uit de andere procedure.

De rolraadsheer heeft de hoofdzaak verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van de geïntimeerde, en de procedures met nummers 200.082.544/01 en 200.112.121/01 zullen op de rol worden gevoegd. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.H. Kuiper in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.112.121/01
(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 113285 / HA ZA 11-494)
rolbeschikking van de eerste kamer van 17 juni 2014 op het verzoek tot rolvoeging in de zaak van:
de vennootschap naar Duits recht
[appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats] (Duitsland),
appellante,
tevens verzoekster van de rolvoeging,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. J.F. Bienfait, kantoorhoudend te Capelle aan den IJssel,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
tevens verweerster inzake het verzoek tot rolvoeging,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 23 mei 2012 van de (voormalige) rechtbank Leeuwarden, sector civiel recht (hierna: de rechtbank). In dit uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis is [appellante] veroordeeld (voor zover thans relevant) tot betaling van € 42.500,- aan [geïntimeerde], te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 7 september 2007 tot de dag der algehele voldoening.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 2 juli 2012 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 28 augustus 2012. De conclusie van de appeldagvaarding luidt:
"(...) het vonnis door de rechtbank Leeuwarden onder rolnummer 11 3285 / HA ZA 11-494 tussen partijen gewezen, te vernietigen, en, opnieuw rechtdoende, bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het door de rechtbank Leeuwarden onder rolnummer 113285 / HA ZA 11-494 op 23 mei 2012 gewezen vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende, de vorderingen van geïntimeerde af te wijzen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover gerekend 14 dagen na het te wijzen arrest;
met veroordeling van geïntimeerde tot terugbetaling van al hetgeen zij zal hebben ontvangen op grond van het uitvoerbaar verklaarde vonnis van 23 mei 2012 van de rechtbank Leeuwarden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling."
2.2
[appellante] heeft een memorie van grieven tevens verzoek tot rolvoeging genomen, waarin wordt geconcludeerd conform de appeldagvaarding en waarin wordt verzocht om de onderhavige procedure te voegen met de procedure tussen [appellante] als appellante en [geïntimeerde] en [betrokkene], gevestigd te Delfzijl (hierna: [betrokkene]), welke procedure bij het hof bekend is onder nummer 200.082.544/01.
2.3
Bij incidentele antwoordconclusie in verband met verzoek rolvoeging heeft [geïntimeerde] zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
2.4
Partijen hebben arrest gevraagd in het incident en zij hebben daartoe de stukken overgelegd.
2.5
Naar het oordeel van het hof betreft het hier geen incident, maar een verzoek waarop bij rolbeschikking dient te worden beslist. De zaak is daarop verwezen naar de rolraadsheer.

3.De beoordeling van het verzoek tot rolvoeging

3.1
Het vonnis waarvan beroep is gewezen in een schadestaatprocedure. Daaraan is vooraf gegaan een procedure tussen [appellante] enerzijds en [geïntimeerde] en [betrokkene] anderzijds. Die procedure is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer 85624 / HA ZA 07-846. Bij eindvonnnis van 18 augustus 2010 heeft de rechtbank - voor zover hier relevant - in reconventie [appellante] veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen de schade die is ontstaan aan het casco van het schip in aanbouw met nummer Y-633, nader op te maken bij staat en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld van voormeld eindvonnis en van de tussenvonnissen van 19 augustus 2009 en 24 februari 2010. De appelprocedure is bij het hof bekend onder nummer 200.082.544/01. Naast [geïntimeerde] is ook [betrokkene] als geïntimeerde partij in het hoger beroep. [appellante] heeft in die procedure van grieven gediend. [geïntimeerde] en [betrokkene] hebben van antwoord gediend en incidenteel appel ingesteld, waarna [appellante] een memorie van antwoord in incidenteel appel (met producties) heeft genomen. [geïntimeerde] en [betrokkene] hebben bij akte met producties op die producties gereageerd. De zaak staat voor antwoordakte aan de zijde van [appellante].
3.3
Gelet op de stand van de procedure in de zaak met nummer 200.082.544/01, is een (formele) voeging ex art. 222 Rv niet meer mogelijk vanwege het bepaalde in art. 353 lid 1 Rv in samenhang met art. 222 lid 2 Rv en art. 220 leden 2 en 3 Rv.
3.4
De rolvoeging die door [appellante] is gevraagd, kent geen formeel-juridische grondslag. Niettegenstaande het voorgaande ziet de rolraadsheer er niet aan voorbij dat de inhoudelijke verwevenheid van de procedure met nummer 200.082.544/01 met onderhavige schadestaatprocedure meebrengt dat een administratieve koppeling van beide zaken aangewezen is. De (informele) rolvoeging heeft immers tot gevolg dat het procesverloop in beide zaken op elkaar wordt afgestemd, ook met de bedoeling om uiteenlopende beslissingen te vermijden. De rolraadsheer zal daarom bevorderen dat beide zaken op de rol worden gevoegd.
3.5
Ter voorlichting van partijen voegt de rolraadsheer hier aan toe dat de vorderingen, ondanks de rolvoeging, hun zelfstandigheid behouden (vgl. HR 21 november 1997, ECLI:NL:HR:1997: ZC2500). Door de rolvoeging wordt de partij in de ene zaak niet automatisch partij in de andere zaak (vgl. HR 21 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2904), althans voor zover dat nog niet het geval is. Dit betekent - in afwijking van de formele voeging ex art. 222 Rv - dat partijen over en weer niet zonder meer aanspraak hebben op de stukken in de andere procedure en (in samenhang daarmee) dat het hof niet zonder meer de feiten die uit het dossier in de ene zaak blijken, bij zijn oordeel in de andere zaak mag betrekken. Dit laatste geldt temeer in het onderhavige geval, nu in de schadestaatprocedure enkel [appellante] en [geïntimeerde] tegenover elkaar staan, terwijl in de procedure met nummer 200.082.544/01 tevens [betrokkene] partij is.
3.6
Eén en ander betekent dat de verschillende procespartijen door middel van vermelding van de zaaknummers steeds duidelijk moeten maken waarop hun memories en/of akten betrekking hebben.
3.7
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen om voort te procederen.
De beslissing
De rolraadsheer:
in het verzoek tot rolvoeging
verstaat dat de procedures met nummers 200.082.544/01 en 200.112.121/01 op de rol zullen worden gevoegd;
in de hoofdzaak
verwijst de (hoofd)zaak naar de rol van
dinsdag 22 juli 2014voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde].
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer, en is door hem in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 17 juni 2014.