In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin hij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011. De belanghebbende, geboren op 9 februari 1947, had een vut-uitkering en stelde dat hij tijdig bezwaar had gemaakt tegen de aanslag, maar de Inspecteur verklaarde hem niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing. Tijdens de zitting bij het Gerechtshof op 3 juni 2014 werd de kwestie besproken of de belanghebbende terecht niet-ontvankelijk was verklaard en of hij recht had op arbeidskorting en doorwerkbonus. Het Hof oordeelde dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift op 10 april 2013 eindigde, terwijl het bezwaarschrift pas op 11 april 2013 was ontvangen. De belanghebbende kon niet aantonen dat hij het bezwaarschrift tijdig had ingediend. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur de aanslag terecht had vastgesteld en dat de belanghebbende geen recht had op de arbeidskorting en doorwerkbonus, aangezien hij in 2011 geen inkomen uit tegenwoordige arbeid had. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.