Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
principaal appelonder aanvoering van zes grieven (de laatste grief behelst een bezemgrief) tegen bovenvermeld oordeel van de rechtbank in beroep gekomen. Met grief I komt het Kadaster op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij onrechtmatig heeft gehandeld door na te laten de uitvraag ook aan HLA te verzenden. Met grief II klaagt het Kadaster erover dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat HLA niet alleen aan de uitvraag zou hebben meegedaan, maar deze ook zou hebben gewonnen. Grief III heeft betrekking op het volgens het Kadaster ten onrechte aangenomen causaal verband tussen het (door Kadaster betwiste) onrechtmatig handelen en de door HLA geleden schade alsmede de door de rechtbank gehanteerde veel te ruime toerekening van de schade. Grief IV ziet op de volgens het Kadaster onjuiste vaststelling van de vermarktingkansen van de Cableguard professional (hierna CableGuard Pro) voor HLA. Met Grief V ten slotte komt het Kadaster op tegen de vaststelling door de rechtbank van een schade-omvang van
voorwaardelijk incidenteel hoger beroepingesteld. Deze grieven hebben betrekking op het onrechtmatig handelen van het Kadaster op een andere grondslag dan die welke de rechtbank heeft aangenomen. HLA heeft aangevoerd dat het Kadaster (ook) onrechtmatig heeft gehandeld door het verspreiden van voormeld memo van 5 november 2008 (grief I), door buiten haar wettelijke bevoegdheden te treden (grief II) en door na te laten een formele aanbestedingsprocedure te volgen terwijl zij daartoe verplicht was (grief III).
Onze verwachting is dat de totaalprijs onder het bedrag voor een Europese aanbesteding blijft. Deze uitvraag betreft dan ook al een onderhandse aanbesteding. Wij zijn dan ook van mening dat dit niet in strijd is met het aanbestedingsrecht”.
Het Kadaster heeft aangenomen dat de door HLA ontwikkelde applicatie niet paste binnen de kaders van de WION c.q. het stramien van KLIC-online, omdat zou worden gewerkt met centrale dataopslag, terwijl KLIC-online ervan uitgaat dat de gegevens worden opgeslagen bij de bron en per melding worden opgevraagd, en de applicatie van HLA gebaseerd zou zijn op gevectoriseerde kaartdata, terwijl de KLIC-viewer gericht moest zijn op verwerking van rasterdata (omdat dit bestandstype is voorgeschreven in het kader van de WION en het BMLK). HLA heeft echter betwist dat haar systeem om deze redenen niet aan de WION zou voldoen: volgens haar is alleen in het kader van de MOL-projecten met centraal opgeslagen data gewerkt, omdat dit in de testomgeving niet anders kon, en beschikt haar applicatie over standaardfunctionaliteit die alle in de markt beschikbare vector- en rasterdata herkent en zonder kwaliteitsverlies kan converteren.
Wat hiervan verder ook zij, naar het oordeel van het hof heeft het Kadaster in elk geval onvoldoende duidelijk gemaakt waarop zij heeft gebaseerd dat de door HLA ontwikkelde applicatie niet aan de eisen van de WION zou voldoen, en dat HLA daaraan ook niet in het kader van de uitvraag zou kunnen of willen voldoen. Andere redenen voor uitsluiting van HLA heeft het Kadaster niet aangevoerd. Gelet daarop is het hof onvoldoende gebleken dat het Kadaster gegronde redenen had om aan te nemen dat HLA niet voor de opdracht in aanmerking kwam. Nu de bedoeling van de uitvraag was dat in beginsel alle potentieel geïnteresseerde IT-bedrijven gelegenheid zouden hebben om een aanbieding voor de onderhavige opdracht te doen, het Kadaster wist dat HLA bij uitstek actief was op dit terrein en niet is gebleken van redenen om HLA bij voorbaat uit te sluiten, moet worden geoordeeld dat het Kadaster onrechtmatig heeft gehandeld door HLA buiten de uitvraag te houden.
4 Beoordelingsprocedure