ECLI:NL:GHARL:2014:5538

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
21-007474-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en strafoplegging voor diefstal met braak en brandstichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met braak en brandstichting. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en zelf recht gedaan. De verdachte heeft op 21 december 2012 in Maasbommel, samen met anderen, ingebroken in een woning en daarbij diverse goederen weggenomen. Tevens heeft hij opzettelijk brand gesticht in dezelfde woning, wat leidde tot aanzienlijke schade. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak en dat hij opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De verdachte is vrijgesproken van een derde feit, namelijk het verwerven van een auto die door misdrijf verkregen zou zijn. Het hof heeft de straf van de rechtbank verlaagd van vier naar drie jaren gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen. De totale schadevergoeding bedraagt € 27.868,35, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat een bedrag te betalen ten behoeve van de benadeelde partij, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007474-13
Uitspraak d.d.: 10 juli 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 september 2013 met parketnummer 05-861004-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in [detentieadres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 april 2014 en 26 juni 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr R.A.C. Frijns, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing omtrent feit 3 en tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 21 december 2012 te Maasbommel, gemeente West Maas en Waal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen
- een lederen aktentas en/of
- een Notebook, merk Dell, Type E6410 en/of
- een portemonnee, kleur zwart en/of
- een creditcard, ten name van [benadeelde 1] en/of
- een rijbewijs, ten name van [benadeelde 1] en/of
- een Notebook, merk Dell, type E6410 met dockingstation en/of
- een foto/filmtas, kleur blauw en/of
- een digitale spiegelreflexcamera, merk Nikon, type D70 en/of
- een Compact camera, merk Canon, type Ixus 220 Hs W4 en/of
- een flatscreen TV, merk Sony, type Bravia 26t en/of
- een paar oorsieraden, kleur goud en/of
- een paar oorsieraden, kleur goud, rechthoekig model en/of
- een paar oorsieraden, kleur zilver, rond,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Feit 2:
hij op of omstreeks 21 december 2012 te Maasbommel, gemeente West Maas en Waal, opzettelijk brand heeft gesticht in een (vrijstaande) woning (voorzien van een rieten kap/dak), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van (een) lucifer(s) en/of een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een keukenrol en/of beddengoed en/of een matras, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan genoemde woning en de zich daarin bevindende goederen (te weten een keukenrol en/of een (logeer)bed en/of een (bedden)kussen en/of de zich in die (logeer) kamer bevindende huisraad en/of een logeerkamer en/of een kat geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (de zich in) genoemde woning (bevindende huisraad) en/of de kat, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
Feit 3:
hij op of omstreeks 01 mei 2013 te Alphen, gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, een auto, merk BMW, type 525i, kleur grijs (gekentekend
[kenteken]), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde auto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak t.a.v. feit 3

Het hof heeft – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Getuigenverzoek

De advocaat-generaal heeft zijn ter terechtzitting gedane verzoek tot het horen van de aangevers heer [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2] bij requisitoir bijgesteld tot een voorwaardelijk verzoek. De advocaat-generaal heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden en tot het horen van deze getuigen over te gaan, indien het hof verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zou overwegen vrij te spreken.
Gelet op de hierna geformuleerde bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde laat het hof het getuigenverzoek verder buiten bespreking.

Overweging met betrekking tot het bewijs t.a.v. de feiten 1 en 2

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe – kort samengevat en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte de plaats delict heeft betreden na de brand, maar onverrichter zake weer weg is gegaan.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Op 21 december 2012 werd tussen 18.05 uur en 19.31 aan de [adres] te Maasbommel ingebroken in de woning van de heer [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2]. Hierbij werden goederen weggenomen. Tevens is op drie plaatsen in huis geprobeerd om een brand te laten ontstaan. Door de brandstichting is veel schade ontstaan. De ten tijde van het voorval afwezige bewoners kwamen kort na elkaar ter plaatse, de brandweer was toen al aanwezig. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen vervolgens om 19.52 uur ter plaatse. Deze verbalisanten troffen onder meer bij de achterdeur van de woning, gelegen naast de opengebroken schuurdeur, een druppel bloed aan.
Vervolgens werd op 22 december 2012 om 14.00 uur op hetzelfde adres forensisch onderzoek verricht. Daarbij werd op drie plaatsen in de woning bloed aangetroffen, namelijk op de rand van een lade van de dossierkast op kantoor, op de betonnen vloer voor de deur (voorportaal – portaal) en op de vloer van het kantoor. Deze sporen zijn veiliggesteld en voor onderzoek aangeboden bij het NFI. Blijkens onderzoek van het NFI matchte het aangetroffen DNA-profiel met het DNA-profiel van verdachte met een matchkans kleiner dan één op één miljard. Het NFI heeft in haar rapport van 21 mei 2014 aangegeven dat de DNA-profielen die zijn verkregen uit bovengenoemde drie sporen met elkaar matchen. Indien in een zaak meerdere DNA-profielen zijn die met elkaar matchen, wordt maar één DNA-profiel opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. In deze zaak is aldus één van deze drie DNA-profielen opgenomen in bovengenoemde DNA-databank en vergeleken met alle daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte. Geconcludeerd wordt in dit rapport dat alle drie de DNA-profielen matchen met het DNA-profiel van verdachte.
Het hof concludeert op basis van het dossier dat het door de forensische opsporing veiliggestelde spoor op 22 december 2012 op de “betonnen vloer voor deur (voorportaal – portaal)” (p. 48) hetzelfde spoor is als de door de verbalisanten aangetroffen druppel bloed op 21 december 2012 “bij de achterdeur van de woning, gelegen naast de opengebroken schuurdeur” (p. 33). In het sporenonderzoek op pagina 46 is immers te lezen dat de vloer voor de deur die toegang geeft naar het voorportaal een betonnen vloer betreft. Dit bloedspoor is vervolgens veiliggesteld.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op de plaats delict is geweest, maar na de tenlastegelegde feiten en voordat de forensische opsporing ter plaatse is geweest. Hij heeft verklaard in de woning aanwezig te zijn geweest in de nacht van vrijdag op zaterdag
(het hof begrijpt dat hiermee wordt bedoeld in de nacht van vrijdag 21 december 2012 op zaterdag 22 december 2012). Verdachte heeft verklaard dat hij op de dijk reed en dacht wiet te ruiken. Om die reden is hij de woning naar binnen gegaan. Verdachte dacht hennep aan te treffen in de woning. Het hof acht deze verklaring ongeloofwaardig, mede gelet op het feit dat de verbalisanten die op 21 december 2012 om 19.52 aanwezig waren reeds één van de drie door de forensische opsporing veiliggestelde bloedsporen hebben aangetroffen, welke bloedsporen matchen met het DNA-profiel van verdachte.
Bovendien is op het adres van de plaats delict is bij onderzoek op 22 december 2012 op de keukentafel een luciferdoosje aangetroffen, dat van hetzelfde merk was als de lucifersdoosjes aangetroffen in de keukenlade. Bij onderzoek is gebleken dat op dit doosje aangetroffen biologische sporen een DNA-mengprofiel bevatte waarvan is afgeleid een DNA-hoofdprofiel dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van ongeveer één op de twintig miljoen. Bovendien is een van de bloedsporen aangetroffen op de rand van een lade van de dossierkast op kantoor. Deze sporen passen niet bij verdachtes verklaring dat hij op zoek was naar een hennepkwekerij.
Het hof is, gelet op het dossier en de hierboven genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat buiten redelijke twijfel is komen vasts te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal en brandstichting.
Ten overvloede merkt het hof op dat een forensisch sporenonderzoek ruim 18 uur na ontdekking van het misdrijf erg laat is. Echter, niet is gebleken dat dit van invloed is geweest op de uitkomsten van het sporenonderzoek.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1:
hij op
of omstreeks21 december 2012 te Maasbommel, gemeente West Maas en Waal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen
- een lederen aktentas en
/of
- een Notebook, merk Dell, Type E6410 en
/of
- een portemonnee, kleur zwart en
/of
- een creditcard, ten name van [benadeelde 1] en
/of
- een rijbewijs, ten name van [benadeelde 1] en
/of
- een Notebook, merk Dell, type E6410 met dockingstation en
/of
- een foto/filmtas, kleur blauw en
/of
- een digitale spiegelreflexcamera, merk Nikon, type D70 en
/of
- een Compact camera, merk Canon, type Ixus 220 Hs W4 en
/of
- een flatscreen TV, merk Sony, type Bravia 26t en
/of
- een paar oorsieraden, kleur goud en
/of
- een paar oorsieraden, kleur goud, rechthoekig model en
/of
- een paar oorsieraden, kleur zilver, rond,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
/hebbenverschaft en
/ofde
/hetweg te nemen goed
(eren
)onder zijn
/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van braak
, verbreking en/of inklimming.
Feit 2:
hij op
of omstreeks21 december 2012 te Maasbommel, gemeente West Maas en Waal, opzettelijk brand heeft gesticht in een
(vrijstaande
)woning
(voorzien van een rieten
kap/dak
), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van
(een)lucifer
(s
)en/of een aansteker, in elk geval opzettelijk
(open
)vuur in aanraking gebracht met een keukenrol en
/of beddengoed en/ofeen matras,
althans met (een) brandbare stof(fen),ten gevolge waarvan
genoemde woning en de zich daarin bevindende goederen (te weteneen keukenrol en
/ofeen (logeer)bed en
/of een (bedden)kussen en/of dezich in die (logeer) kamer bevindend
ehuisraad
en/of een logeerkameren
/ofeen kat
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (de zich in) genoemde woning (bevindende huisraad)
en/of de kat, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde te veroordelen tot dezelfde straf.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op de avond van 21 december 2012 schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning en vervolgens brandstichting van dezelfde woning, naar het hof verondersteld, om zijn sporen uit te wissen. Door dit handelen is de woning gedeeltelijk verwoest en hebben aangevers grote schade ondervonden. Zij zijn door toedoen van verdachte onder andere veel persoonlijke bezittingen en een hun dierbare kat verloren. Zij hebben veel emotionele schade geleden, zoals mede is gebleken uit de slachtofferverklaring afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof acht het handelen van verdachte zeer laakbaar. Brandstichting en woninginbraak zijn ernstige strafbare feiten en bovendien is brandstichting zeer gevaarlijk. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat beide feiten leiden tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Voorts is blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 12 juni 2014 de verdachte meermalen veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen.
Het hof komt mede gelet op de jurisprudentie en het feit dat verdachte voor het onder 3 tenlastegelegde wordt vrijgesproken tot een lagere straf dan de rechtbank. Het hof acht – alles overwegende – een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest een passende en geboden reactie.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 27.868,35. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ter zake van het onder 1, 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 27.868,35 (zevenentwintigduizend achthonderdachtenzestig euro en vijfendertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] en [benadeelde 2], een bedrag te betalen van
€ 27.868,35 (zevenentwintigduizend achthonderdachtenzestig euro en vijfendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
174 (honderdvierenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr P. van Kesteren, voorzitter,
mr M.C. Fuhler en mr M.A.F. Cools-Weebers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr K. van Laarhoven, griffier,
en op 10 juli 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
M r M.A.F. Cools-Weebers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.