ECLI:NL:GHARL:2014:5602

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
14 juli 2014
Zaaknummer
200.141.552-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om extra vergoeding door bewindvoerder in verband met problematische schuldensituatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een bewindvoerder om een extra vergoeding van € 232,68 in verband met de problematische schuldensituatie van de rechthebbende. De bewindvoerder, die in eerste aanleg was afgewezen, verzocht het hof om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en hem de machtiging te verlenen om deze extra kosten ten laste van het vermogen van de rechthebbende te brengen. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 juni 2014, waarbij de bewindvoerder aanwezig was met zijn advocaat, maar de rechthebbende niet verscheen.

De kantonrechter had eerder, op 29 oktober 2013, een bewind ingesteld over de goederen van de rechthebbende en de bewindvoerder benoemd. De bewindvoerder had in een inleidend verzoekschrift verzocht om een machtiging voor het in rekening brengen van extra kosten, maar dit verzoek was afgewezen. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder geen gespecificeerd overzicht of tijdsregistratie van de extra werkzaamheden had overgelegd, wat essentieel was voor de beoordeling van het verzoek. De bewindvoerder had slechts in algemene termen kunnen aangeven welke extra werkzaamheden hij had verricht.

Het hof benadrukte dat de richtlijnen voor bewindvoerders, zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK), een duidelijk kader bieden voor beloning en declaratie van kosten. De bewindvoerder had niet aangetoond dat zijn werkzaamheden buiten de gebruikelijke taken vielen, en het hof concludeerde dat de kantonrechter het verzoek terecht had afgewezen. Uiteindelijk bekrachtigde het hof de beschikking van de kantonrechter, waarmee het verzoek van de bewindvoerder werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.141.552/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 2128282 BM VERZ 13-5838)
beschikking van de familiekamer van 8 juli 2014
inzake
[verzoeker],
kantoorhoudende te Groningen,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. T.J.J. Bodewes, kantoorhoudend te Groningen,
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter, locatie Groningen van de rechtbank Noord-Nederland van 29 oktober 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 28 januari 2014, is de bewindvoerder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De bewindvoerder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en alsnog, opnieuw rechtdoende, aan hem een machtiging te verlenen tot het in rekening brengen van extra kosten van € 232,68 (inclusief BTW) en deze kosten ten laste te brengen van het vermogen van de rechthebbende.
2.2
Voorts heeft het hof kennis genomen van een brief van 17 juni 2014 van mr. Bodewes met bijgevoegd een budgetoverzicht met de inkomsten en uitgaven van de rechthebbende.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 19 juni 2014 plaatsgevonden. De bewindvoerder is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De rechthebbende is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet verschenen. Mr. Bodewes heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een door hem overgelegde pleitnotitie.

3.De vaststaande feiten

3.1
Bij beschikking van 7 maart 2013 heeft de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Winschoten, - op verzoek van de rechthebbende - een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende. Bij deze beschikking is [verzoeker], verbonden aan [X], gevestigd en kantoorhoudende te Groningen, tot bewindvoerder benoemd. Daarnaast is bepaald dat de bewindvoerder voor zijn werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de door het LOVCK vastgestelde forfaitaire tarieven in gelijke maandelijkse delen ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen.
3.2
De bewindvoerder heeft de kantonrechter bij inleidend verzoekschrift, ingekomen bij de griffie van de rechtbank op 20 juni 2013, verzocht aan hem een machtiging te verlenen tot het in rekening mogen brengen van extra kosten ad € 232,68 incl. BTW en deze kosten ten laste te mogen brengen van het vermogen van de rechthebbende.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de bewindvoerder afgewezen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Bij de beoordeling van de vraag of de werkzaamheden die de bewindvoerder in de uitoefening van zijn taak verricht al dan niet voor afzonderlijke beloning in aanmerking kunnen komen, dient naar het oordeel van het hof in de regel acht te worden geslagen op de zogeheten 'Aanbevelingen meerderjarigenbewind', zoals deze door het LOK (Landelijk Overleg Kantonsectorvoorzitters), thans LOVCK (Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren) met het oog op de gewenste uniformering in de rechtstoepassing binnen de bewindpraktijk zijn vastgesteld. Hierin zijn onder meer beloningsafspraken en het daarbij behorende takenpakket voor professionele bewindvoerders, aangesloten bij de Branchevereniging Professionele Bewindvoerders en Inkomenbeheerders (BPBI), vastgelegd. In dit systeem is de beloning gemaximeerd en zijn de daarvoor te verrichten werkzaamheden nauwkeurig omschreven. Voor werkzaamheden die daarbuiten vallen kan, met voorafgaande machtiging van de (toezichthoudende) kantonrechter, worden gedeclareerd tegen een eveneens vastgesteld maximumtarief.
4.2
In de richtlijnen is een opsomming gegeven van werkzaamheden die niet tot de gewone werkzaamheden behoren en die wel voor een vergoeding in aanmerking kunnen komen, waaronder thans ook werkzaamheden ten behoeve van het stabiliseren van problematische schuldsituaties in het voortraject en in het kader van de toeleiding tot een minnelijke- of wettelijke schuldenregeling. Voorts gaan de richtlijnen ervan uit dat voor extra werkzaamheden die niet binnen het tarief vallen, voorafgaand aan de te verrichten (extra) werkzaamheden machtiging wordt gevraagd aan de kantonrechter. Deze werkzaamheden worden dan vergoed tegen het uurloon.
4.3
Het hof merkt op dat in het systeem van (forfaitaire) beloning en declaratie van kosten als omschreven in de hiervoor genoemde 'Aanbevelingen meerderjarigenbewind', is verdisconteerd dat in het ene geval door de professionele bewindvoerder meer en in het andere geval minder werkzaamheden dan gemiddeld dienen te worden verricht ten behoeve van een rechthebbende.
4.4
In de onderhavige zaak is door de bewindvoerder geen gespecificeerd overzicht van de extra werkzaamheden die hij in verband met de problematische schuldensituatie van de rechthebbende heeft verricht, overgelegd. Daarnaast ontbreekt ook een tijdsregistratie van de door hem gestelde extra werkzaamheden. De bewindvoerder heeft voor de extra werkzaamheden in het kader van de problematische schuldensituatie van de rechthebbende een forfaitaire vergoeding gevraagd van één half uur (à € 27,47 excl. BTW) vermenigvuldigd met het aantal schuldeisers van de rechthebbende. Op vragen van het hof heeft de bewindvoerder slechts in algemeenheden kunnen aangeven waaruit deze extra werkzaamheden hebben bestaan. Hij heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij op basis van zijn opgedane kennis en ervaring een inschatting heeft gemaakt van de hoeveelheid tijd die een schuldeiser kost. Daarenboven heeft de bewindvoerder bij het inleidend verzoekschrift een bijlage gevoegd waaruit de werkzaamheden zouden bestaan, doch dit betreft - naar de bewindvoerder ter zitting heeft bevestigd - een algemene lijst waarop onder meer ook werkzaamheden staan genoemd die de bewindvoerder, naar eigen zeggen, juist niet heeft verricht. Immers, de bewindvoerder geeft in zijn inleidend verzoekschrift aan dat een aanvraag voor een schuldenregeling dan wel schuldsanering volgens hem nog niet tot de mogelijkheden behoort en hij daartoe nog geen stappen heeft ondernomen, terwijl in voornoemde bijlage ook werkzaamheden staan genoemd die in het kader van de toeleiding tot een minnelijke- of wettelijke schuldenregeling worden verricht. De door de bewindvoerder (ter zitting) genoemde extra werkzaamheden bestaan, naar het oordeel van het hof, bovendien eveneens uit werkzaamheden die volgens de 'Aanbevelingen meerderjarigenbewind' tot de gewone dan wel de apart te vergoeden intake-werkzaamheden behoren.
4.5
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de bewindvoerder zijn verzoek tot het vergoeden van de extra werkzaamheden die hij in verband met de problematische schuldensituatie van de rechthebbende heeft verricht, onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof is dan ook van oordeel dat de kantonrechter het verzoek van de bewindvoerder terecht heeft afgewezen.
4.6
Hoewel de bewindvoerder ter zitting heeft verklaard slechts in een beperkt aantal gevallen om een extra vergoeding te verzoeken en tevens inspanningen te verrichten die buiten de aanbevelingen van de brancheorganisatie vallen, biedt dit naar het oordeel van het hof geen grond om het verzoek van de bewindvoerder alsnog toe te wijzen.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 29 oktober 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.M. van der Meer, mr. G. Jonkman en mr. H. van Lokven-van der Meer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 8 juli 2014 in bijzijn van de griffier.