Uitspraak
van 28 januari 2014
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(…) te bepalen dat de uitvoerbaarheid bij voorraad, als incident, wordt geschorst tot arrest in deze zaak is gewezen."
3.De beoordeling in het incidentNieuwe producties
Aanduiding van het geschil
(a) dat de incidenteel eiser belang moet hebben bij de door hem verlangde schorsing van de executie,
(b) dat bij de in het licht van de omstandigheden van het geval te verrichten afweging van de belangen van partijen moet worden nagegaan of het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist, en
(c) dat bij deze belangenafweging de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing moet blijven.
Ten aanzien van het door [appellant] gestelde restitutierisico geldt voorts, dat dit op zichzelf onvoldoende is voor een toewijzing van de onderhavige incidentele vordering. Daarbij is het restitutierisico reeds door de voorzieningenrechter expliciet, als een van de voor toewijsbaarheid van een geldvordering in kort geding in aanmerking te nemen factoren, betrokken bij haar beoordeling omtrent de vordering van [geïntimeerde].
Nu voorts is gesteld noch gebleken dat [geïntimeerde] geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis voordat in hoger beroep eindarrest zal zijn gewezen, bestaat er naar het oordeel van het hof geen aanleiding tot een schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis.
4.In de hoofdzaak
De beslissing
dinsdag 11 maart 2014voor het nemen van memorie van antwoord door [geïntimeerde];