In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had de naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 54,26, opgelegd aan belanghebbende wegens het niet goed zichtbaar plaatsen van een bezoekersvergunning, vernietigd. De heffingsambtenaar stelde dat de bezoekersvergunning niet volledig zichtbaar was, wat volgens de geldende verordening noodzakelijk is voor het rechtmatig parkeren. De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar op basis van de zichtbare gegevens had moeten concluderen dat belanghebbende met een geldige vergunning had geparkeerd.
Tijdens de zitting bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 juni 2014 werd het standpunt van de heffingsambtenaar verdedigd, terwijl belanghebbende zijn verweer voerde. Het Hof oordeelde dat de bezoekersvergunning inderdaad niet duidelijk zichtbaar was, wat in strijd was met de voorschriften. Het Hof verwierp het argument van belanghebbende dat hij niet de kans had gekregen om de geldige vergunning achteraf te tonen, en concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de heffingsambtenaar ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de voorschriften voor het gebruik van bezoekersvergunningen en bevestigt dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om een naheffingsaanslag te vernietigen op basis van een achteraf getoonde vergunning, tenzij deze op kenteken is gesteld. De beslissing van het Hof is openbaar uitgesproken op 15 juli 2014.