Naar het oordeel van het hof hebben [geïntimeerden] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de navorderingsaanslagen – indien daartegen op de juiste wijze bezwaar en eventueel beroep zou zijn aangetekend – zouden zijn ingetrokken.
Het feit dat de Belastingdienst de aftrek eigen woning over andere jaren wel heeft toegepast en de durfkapitaalfaciliteiten wel heeft verleend, betekent nog niet dat de Belastingdienst aan (op de juiste wijze geformuleerde) bezwaren tegemoet zou zijn gekomen. De Belastingdienst heeft bij zijn (door [appellanten] in het geding gebrachte) brieven van 10 oktober 2008 en 8 december 2008 ook overwogen “Dat de aanslag 2003 en 2006 wel zijn geaccepteerd, is geen reden om hier het vertrouwen aan te ontlenen dat de aanslagen 2004 en 2005 ook goed zouden zijn” respectievelijk “Volledigheidshalve merk ik op dat voorafgaand aan het opleggen van de aanslag over 2004 geen vragen zijn gesteld met betrekking tot de aangifte”. Als producties 5 tot en met 7 bij conclusie van dupliek hebben [geïntimeerden] stukken in het geding gebracht waaruit volgens hen zou blijken dat i) de aftrek van de door [persoon 1] aan [geïntimeerde sub 5] betaalde rente door de inspecteur van de belastingdienst is goedgekeurd, ii) de aftrek van de door een andere cliënt aan [geïntimeerde sub 4] betaalde rente lening eigen woning na inhoudelijke beoordeling is goedgekeurd en iii) zowel de aftrek van de door andere cliënten aan [geïntimeerden] betaalde rente lening eigen woning, alsook toepassing van de durfkapitaalfaciliteiten na inhoudelijke beoordeling zijn goedgekeurd.
Daargelaten dat het ad i) gestelde niet blijkt uit de (daaraan ten grondslag gelegde) brief van de adviseur van [persoon 1], waarin is opgenomen “Daarnaast kan ik je mededelen dat ik met de Belastingdienst tot een compromis ben gekomen, waardoor de belastingschade voor [naam] is verminderd. Deze heeft nu alleen nog maar betrekking op de niet geaccepteerde Agaathleningen”, en dat het ad ii) en iii) gestelde andere cliënten betreft, waarvan het hof niet weet of zij met exact dezelfde constructies werkten, geldt dat het door [geïntimeerden] gestelde wordt ontkracht door de brief van de Belastingdienst van 9 januari 2012. In die brief heeft de Belastingdienst aan [appellant sub 1] geschreven:
“In uw brief maakt u melding van een door u aangespannen procedure tegen [geïntimeerde sub 4] en verwijst u mij naar twee stukken waaruit volgens [geïntimeerde sub 4] blijkt dat de belastingdienst de door [geïntimeerde sub 4] aangeboden constructie in vergelijkbare gevallen wel accepteert.
1. U verwijst naar een schrijven 2 maart 2010 van[naam] [ten grondslag gelegd aan het gestelde ad ii), hof]. Hieruit zou blijken dat de financieringsconstructie zoals die ook door u is aangegaan wel door de belastingdienst is geaccepteerd.
Reactie:
Dit betreft geen vergelijkbare situatie. (…)
Conclusie: De feiten wijken af van uw situatie. Er is geen sprake van het accepteren van de constructie.
2. U verwijst naar een mail van de belastingdienst [ten grondslag gelegd aan het gestelde ad iii), hof] waaruit zou blijken dat door [geïntimeerde sub 4] aangeboden constructie, na inhoudelijke beoordeling, door de belastingdienst is goedgekeurd.
Reactie:
De constructie eigen woning en durfkapitaal worden ook daar niet geaccepteerd en bestreden. Echter, door een misverstand zijn de bezwaarschriften (…) afgedaan waarbij de correcties zijn teruggedraaid. (…)
Conclusie
Er is geen sprake van het accepteren van de constructie.(…)
Gelet op het vorenstaande is de suggestie die wordt gewekt (door [geïntimeerde sub 4]) dat de constructie die bij u is afgekeurd, in een andere gelijke situatie wel is toegestaan, naar mijn mening onjuist en onterecht. De bij u, en bij vele andere, aangebrachte correcties zijn terecht: Ik kom daar niet op terug.”
[geïntimeerden] hebben daar onvoldoende tegen ingebracht. Nu zij ook geen inzicht hebben gegeven in het met de Belastingdienst getroffen compromis (in welk kader [geïntimeerde sub 2] een vergoeding aan de Belastingdienst heeft betaald), hebben zij onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de Belastingdienst bij een deugdelijk gevoerde bezwaar- en beroepsprocedure de navorderingsaanslagen zeker zou hebben ingetrokken. Dat [appellanten] met betrekking tot de bezwaarfase geen bijstand heeft gevraagd van [geïntimeerden] en dat zij geen beroep hebben ingesteld tegen het besluit op bezwaar is derhalve niet relevant.