Uitspraak
de moeder,
de raad.
1.[belanghebbenden],
de pleegouders,
BJZ.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2010. De moeder was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die op 27 november 2013 had besloten om haar te ontheffen van het ouderlijk gezag. De Raad voor de Kinderbescherming had dit verzoek ingediend, omdat de moeder ongeschikt werd geacht om haar zorg- en opvoedingsplicht te vervullen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, waaronder de instabiliteit van de ouders, hun financiële en psychische problemen, en de langdurige uithuisplaatsing van het kind.
De moeder heeft betoogd dat zij in staat is om haar ouderlijke verantwoordelijkheden op zich te nemen, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat zij in staat was om de noodzakelijke stabiliteit en zorg te bieden. De ouders hadden in het verleden geen langdurige zorg voor het kind kunnen bieden en de moeder had herhaaldelijk afspraken omtrent contact met het kind niet nagekomen. Het hof concludeerde dat de belangen van het kind, dat nu in een pleeggezin woont, voorop staan en dat het in het belang van het kind is om de ontheffing van het gezag te bekrachtigen. De beslissing van het hof houdt in dat de moeder ontheven wordt van het gezag, zodat de stabiliteit en continuïteit in de opvoedsituatie van het kind gewaarborgd blijven.