Uitspraak
1.[belanghebbende],
2.Bureau Jeugdzorg Friesland,
1.Het geding in eerste aanleg
Het geding in hoger beroep
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ontheffing van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren in 2005. De moeder was eerder door de rechtbank Noord-Nederland ontheven van het gezag, en de pleegvader was benoemd tot voogd. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om haar te ontheffen van het gezag als ongegrond af te wijzen. De Raad en Bureau Jeugdzorg Friesland hebben het verzoek van de moeder bestreden en verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2014 is de moeder verschenen, bijgestaan door haar advocaat, en zijn vertegenwoordigers van de Raad en Bureau Jeugdzorg aanwezig geweest. Het hof heeft de situatie van de minderjarige, die sinds haar geboorte onder toezicht staat en in een pleeggezin woont, zorgvuldig gewogen. De moeder heeft in het verleden niet voldaan aan de voorwaarden voor terugplaatsing van de minderjarige, en haar persoonlijke problematiek heeft geleid tot een ongeschiktheid om de zorg voor haar kind op zich te nemen.
Het hof heeft vastgesteld dat de belangen van de minderjarige voorop staan en dat er geen reëel zicht is op terugplaatsing bij de moeder. De moeder heeft aangegeven dat zij accepteert dat haar dochter in het pleeggezin woont, maar het hof concludeert dat de ontheffing van het gezag gerechtvaardigd is om de stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van de minderjarige te waarborgen. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de moeder blijft in de gelegenheid om aan een goede band met haar dochter te werken.