Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant sub 1],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief IIte bespreken. Deze grief luidt dat de voorzieningenrechter ten onrechte ervan uit is gegaan dat de voorwaarden WOON0602 op de verzekeringsovereenkomsten van toepassing zijn. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] voeren, kort gezegd, aan dat de overeenkomsten op 16 februari 2007 telefonisch tot stand zijn gekomen en dat daarbij niet over algemene voorwaarden en toepasselijkheid daarvan is gesproken, laat staan dat Delta Lloyd erop heeft gewezen dat de voorwaarden zijn gedeponeerd en dat op verzoek een exemplaar daarvan wordt toegezonden. Nu de verzekeringsovereenkomsten tijdens het telefoongesprek van 16 februari 2007 tot stand zijn gekomen, kunnen de voorwaarden WOON0602 geen deel van de overeenkomsten uitmaken en kan Delta Lloyd daarop geen beroep doen. Bovendien zijn de polisvoorwaarden tijdens de looptijd gewijzigd en is daarbij art. 1.12 van de voorwaarden WOON 0602 afgeschaft, aldus [appellant sub 1] en [appellante sub 2]. Delta Lloyd betwist een en ander gemotiveerd.
grief IIIbetwisten [appellant sub 1] en [appellante sub 2] de juistheid van de overweging (rov. 5.4 van het vonnis) dat de voorzieningenrechter er gelet op de verklaringen van partijen ter zitting onvoldoende van overtuigd is dat het beroep van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] op artikel 6:233 onder a BW in een bodemprocedure stand houdt. Zij voeren daarbij onder meer aan dat de overeenkomsten telefonisch tot stand zijn gekomen en dat de voorzieningenrechter ten onrechte aanneemt dat de overeenkomsten eerst door ontvangst van de polisbladen tot stand zijn gekomen doordat Delta Lloyd toen heeft verklaard het telefonische aanbod van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] te aanvaarden. In dat geval hadden de polisvoorwaarden met de polisbladen aan hen moeten worden toegezonden, terwijl volgens [appellant sub 1] en [appellante sub 2] vast staat dat dit niet is geschied. Delta Lloyd heeft dit in eerste aanleg erkend en de voorzieningenrechter is er blijkens de vaststelling van de feiten in het vonnis onder 2.5 en rechtsoverweging 5.4 ook vanuit gegaan. Delta Lloyd betwist dit gemotiveerd en heeft het hoger beroep gebruikt om een in eerste aanleg ingenomen stelling te corrigeren. Delta Lloyd stelt nu dat haar vertegenwoordiger op de zitting van de voorzieningenrechter, overvallen door de voor hem nieuwe betwisting door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] van de ontvangst van de polisvoorwaarden, ten onrechte heeft verklaard dat bij premievrije polissen de voorwaarden eerst een maand voor de ingangsdatum worden verstrekt. Delta Lloyd stelt dat navraag binnen de organisatie heeft geleerd dat met de invoering van de Wft op 1 januari 2006 de procedure is veranderd en dat sindsdien de polisvoorwaarden met de eerste polis (in dit geval dus de polissen van 16 februari 2007) worden meegezonden. Delta Lloyd verwijst daarbij naar een intern memo van 9 februari 2006.
grieven I en IVbehelzen de klachten dat de voorzieningenrechter ten onrechte onder 5.9 heeft overwogen er onvoldoende van overtuigd te zijn dat het beroep van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] op art. 637 aanhef en onder b BW in een bodemprocedure stand houdt, dat niet met voldoende zekerheid kan worden geoordeeld dat het standpunt van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in de bodemprocedure doeltreffend zal zijn en dat bij die stand van zaken voor een voorschot op de uitkering in kort geding geen plaats is. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] voeren aan dat art. 1.12 van de polisvoorwaarden een vervalbeding is, dat op grond van art. 6:237 aanhef en onder h BW vermoed wordt onredelijk bezwarend te zijn, behoudens voor zover het nalaten melding te doen het verval van rechten rechtvaardigt. Niet voor niets heeft de wetgever in art. 7:928 lid 5 BW de bevoegdheid van de verzekeraar om informatie in te winnen over strafrechtelijke documentatie van een verzekerde beperkt tot acht jaren voor de aanvang van de verzekering en kan op grond van art. 7:943 lid 3 BW van die bepaling niet worden afgeweken in geval van een ”consumentenverzekering”. Reeds om die reden kan van een verzekerde niet worden verlangd dat hij wijzigingen in zijn strafrechtelijke documentatie gedurende de looptijd van de verzekering aan de verzekeraar doorgeeft, omdat dit onredelijk bezwarend is. Bovendien is art. 1.12 onduidelijk geformuleerd, omdat de antwoorden die bij de aanvraag zijn gegeven, niet kunnen wijzigen. Subsidiair leidt toetsing van deze bepaling aan art. 6:233 onder a BW tot het inzicht dat de bepaling vernietigbaar is, aldus [appellant sub 1] en [appellante sub 2]. Delta Lloyd bestrijdt een en ander gemotiveerd.
grieven III en IV, die zich richten tegen de verwerping van de door Delta Lloyd aangevoerde, door de voorzieningenrechter niet gevolgde, weigering van dekking op grond van - kort gezegd - de betrokkenheid van [appellant sub 1] bij de brandstichting en de wijziging van de bestemming van de woning (de tijdelijke verhuur), nu de afwijzing van het gevorderde voorschot in hoger beroep in stand blijft.
grief Vkeert Delta Lloyd zich tegen de afwijzing van de terugvordering van het op grond van het kort geding vonnis van 16 juli 2013 aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] betaalde. Delta Lloyd verwijst daarbij naar haar stellingen in het principaal appel.