ECLI:NL:GHARL:2014:6883

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2014
Publicatiedatum
5 september 2014
Zaaknummer
16-659740-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing vordering gevangenhouding in zaak van dodelijke aanvaring op Vinkeveense Plassen

In de zaak van een 49-jarige man uit Oosterbeek, die verdacht wordt van betrokkenheid bij een dodelijke aanvaring op de Vinkeveense Plassen, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van de vordering tot gevangenhouding door de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 21 augustus 2014 besloten om de vordering tot gevangenhouding van de verdachte af te wijzen, waarop de officier van justitie in beroep ging.

Tijdens de zitting op 3 september 2014 heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. B.Th. Nooitgedagt, gehoord. De verdachte wordt verweten dat hij op of omstreeks 2 augustus 2014 roekeloos heeft gevaren, wat heeft geleid tot de dood van twee personen. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn voor de tenlastelegging van doodslag, omdat er geen (voorwaardelijk) opzet kan worden aangetoond.

Wat betreft de aanvullende vordering tot voorlopige hechtenis, heeft het hof geoordeeld dat er, gezien de huidige eisen van de Hoge Raad aan het begrip roekeloosheid, ook onvoldoende ernstige bezwaren zijn voor de strafverzwarende omstandigheden die aan roekeloosheid zijn verbonden. Het hof heeft wel ernstige bezwaren geconstateerd voor dood door schuld, maar omdat voorlopige hechtenis voor dit feit niet mogelijk is, heeft het hof de vordering tot gevangenhouding afgewezen en de beschikking van de rechtbank bevestigd.

De beslissing van het hof is genomen op basis van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, en de uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland.

Uitspraak

beschikking
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Arnhem
pkn: 16-659740-14
avnr: 001429-03
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende [adres] te [woonplaats ].
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 21 augustus 2014, houdende de afwijzing van de vordering tot gevangenhouding van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door
mr B.Th. Nooitgedagt, advocaat te Amsterdam, in raadkamer van 3 september 2014.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 22 augustus 2014.

OVERWEGINGEN:

In de vordering gevangenhouding wordt verdachte verdacht van – kort gezegd – doodslag meermalen gepleegd. In de aanvullende vordering wordt verdachte – subsidiair – verweten dat hij op of omstreeks 2 augustus 2014 op de Vinkeveense plassen te Vinkeveen roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, heeft gevaren, waardoor het aan zijn schuld is te wijten dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zijn overleden (artikel 307 Sr., dood door schuld).
Terzake van het primair tenlastegelegde, doodslag, is het hof van oordeel dat er thans, bij de huidige stand van het onderzoek, onvoldoende ernstige bezwaren zijn wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet.
Terzake van het in de aanvullende vordering voorlopige hechtenis subsidiair tenlastegelegde is het hof van oordeel dat er, gelet op de huidige eisen die door de Hoge Raad worden gesteld aan het begrip roekeloosheid, in de juridische betekenis van het woord, vooralsnog onvoldoende ernstige bezwaren bestaan voor het in lid 2 genoemde strafverzwarende aspect van de roekeloosheid.
Het hof acht wel ernstige bezwaren aanwezig voor het in artikel 307 lid 1 Sr. omschreven ‘dood door schuld’ zonder de roekeloosheid. Nu echter voor dit feit op grond van de wet geen voorlopige hechtenis mogelijk is komt het hof niet toe aan een bespreking van de aangevoerde gronden.
Gelet op het voorgaande is het hof dan ook van oordeel dat de vordering gevangenhouding en de aanvullende vordering tot gevangenhouding dienen te worden afgewezen en daarmee de beschikking van de rechtbank dient te worden bevestigd.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 65, 66, 67, 67a, en 71 van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING:

Het hof bevestigt de beschikking waarvan beroep.
Aldus gegeven op 5 september 2014 door mr. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. M. Barels en
mr. M.J. Stolwerk, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.F. Peters, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.