ECLI:NL:GHARL:2014:6942

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 september 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
21-004039-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdodelijk ongeval met alcoholgebruik en grove schuld

In deze zaak gaat het om een verkeersdodelijk ongeval waarbij de verdachte, onder invloed van alcohol, een voetganger heeft aangereden. De verdachte had eerder die nacht een café bezocht en was met een alcoholgehalte van 555 microgram per liter uitgeademde lucht gaan rijden. Tijdens het rijden heeft hij een eenzijdig ongeval gehad, waarbij hij in een greppel belandde. Na dit voorval is hij doorgereden en heeft hij de voetganger, die op het trottoir liep, aangereden. De verdachte heeft niet geremd en de voetganger is als gevolg van de aanrijding overleden. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor opzet of roekeloosheid, maar dat de verdachte wel zeer onoplettend en onvoorzichtig heeft gereden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld voor doodslag, maar het hof heeft deze veroordeling vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit. Wel is de verdachte veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde feit van grove schuld in het verkeer. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De uitspraak is gedaan op 10 september 2014.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004039-13
Uitspraak d.d.: 10 september 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Nederland van 13 maart 2013 met parketnummer 06-940162-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
wonende te [adres verdachte].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 april 2014 en 27 augustus 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr R.P.A. Kint, naar voren is gebracht en van hetgeen de moeder van [slachtoffer] als nabestaande heeft gezegd.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1
primair:
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente [pleegplaats], althans in Nederland, opzettelijk[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk,
- terwijl hij verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 aanhef en onder a juncto lid 3 aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 555 microgram, in elk geval hoger bleek te zijn dan 88 en/of 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht - en/of
- terwijl[betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] verdachte, vanwege diens (voorafgaande) alcoholgebruik in café [cafe] te [plaatsnaam] kort daarvoor had(den) aangeboden zijn auto bij die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] thuis in [plaatsnaam] neer te zetten en/of die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] verdachte een fiets had(den) aangeboden om naar huis te fietsen,
- als bestuurder van een personenauto ([personenauto]) is gaan rijden en/of vervolgens op de [straat] (voorbij, althans nabij de kruising/splitsing met de [straat 2]) gelegen te [plaatsnaam], althans in de gemeente [plaatsnaam], zijn personenauto niet onder controle heeft gehouden, tengevolge waarvan hij van de weg ([straat]) is geraakt en in een naast die weg gelegen sloot/greppel terecht is gekomen, tengevolge waarvan diens personenauto schade heeft opgelopen, waaronder een kapot rechter dimlicht en/of een kapotte rechter koplampunit, en/of
- vervolgens eerdergenoemde [betrokkene 1] heeft gebeld en heeft gevraagd of [betrokkene 1] verdachtes personenauto uit die sloot/greppel zou willen slepen/trekken en/of, nadat die[betrokkene 1] dit weigerde, naar een dichtbij gelegen woning is gegaan en heeft aangebeld en/of (vervolgens) de aldaar wonende [betrokkene 3] heeft gevraagd om zijn personenauto uit die sloot/greppel te slepen/trekken, waarna die [betrokkene 3] verdachtes personenauto inderdaad uit die sloot/greppel heeft gesleept/getrokken,
- waarna verdachte vanaf die plek over een afstand van ongeveer 5,7 kilometer, althans een aanzienlijke afstand, is doorgereden en is gaan rijden op de [straat 3], gelegen binnen de bebouwde kom van [pleegplaats],
- waarbij verdachte geen, althans onvoldoende rekening heeft gehouden met andere weggebruikers/voetgangers en/of (vervolgens) op die [straat 3], binnen de bebouwde kom, [slachtoffer], die op het trottoir en/of (vervolgens) op de rijbaan liep, niet heeft gezien althans op hem geen of onvoldoende acht heeft geslagen, en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was de door hem bestuurde personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, als vermeld in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met zijn, verdachtes personenauto heeft aangereden en/of "geschept" en/of (vervolgens) die[slachtoffer] over een afstand van ongeveer 120 meter, althans een grote afstand op de motorkap van verdachtes auto heeft meegesleurd,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (ter plaatse) is overleden;
1
subsidiair:
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats], gemeente [pleegplaats], in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto [personenauto]), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat 3], roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 aanhef en onder a juncto lid 3 aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 555 microgram, in elk geval hoger bleek te zijn dan 88 en/of 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht - en/of
- terwijl [betrokkene 1] en/of J.[betrokkene 2] verdachte, vanwege diens (voorafgaande) alcoholgebruik in café [cafe] te [plaatsnaam] kort daarvoor had(den) aangeboden zijn auto bij die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] thuis in [plaatsnaam] neer te zetten en/of die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] verdachte een fiets had(den) aangeboden om naar huis te fietsen,
- als bestuurder van een personenauto ([personenauto]) is gaan rijden en/of vervolgens op de [straat] (voorbij, althans nabij de kruising/splitsing met de [straat 2]) gelegen te [plaatsnaam], althans in de gemeente [plaatsnaam], zijn personenauto niet onder controle heeft gehouden, tengevolge waarvan hij van de weg ([straat]) is geraakt en in een naast die weg gelegen sloot/greppel terecht is gekomen, tengevolge waarvan diens personenauto schade heeft opgelopen, waaronder een kapot rechter dimlicht en/of een kapotte rechter koplampunit, en/of
- vervolgens eerdergenoemde[betrokkene 1] heeft gebeld en heeft gevraagd of [betrokkene 1] verdachtes personenauto uit die sloot/greppel zou willen slepen/trekken en/of, nadat die[betrokkene 1] dit weigerde, naar een dichtbij gelegen woning is gegaan en heeft aangebeld en/of (vervolgens) de aldaar wonende[betrokkene 3] heeft gevraagd om zijn personenauto uit die sloot/greppel te slepen/trekken, waarna die[betrokkene 3] verdachtes personenauto inderdaad uit die sloot/greppel heeft gesleept/getrokken,
- waarna verdachte vanaf die plek over een afstand van ongeveer 5,7 kilometer, althans een aanzienlijke afstand, is doorgereden en is gaan rijden op de [straat 3], gelegen binnen de bebouwde kom van [pleegplaats],
- waarbij verdachte geen, althans onvoldoende rekening heeft gehouden met andere weggebruikers/voetgangers en/of (vervolgens) op die [straat 3], binnen de bebouwde kom, [slachtoffer], die op het trottoir en/of (vervolgens) op de rijbaan liep, niet heeft gezien althans op hem geen of onvoldoende acht heeft geslagen, en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was de door hem bestuurde personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, als vermeld in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met zijn, verdachtes personenauto heeft aangereden en/of "geschept" en/of (vervolgens) die [slachtoffer] over een afstand van ongeveer 120 meter, althans een grote afstand op de motorkap van verdachtes auto heeft meegesleurd,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (ter plaatse) is overleden,
terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 lid 2 aanhef en onder a juncto lid 3 aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 555 microgram, in elk geval hoger bleek te zijn dan 88 en/of 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 175 lid 1 ahf sub a Wegenverkeerswet 1994 art 175 lid 2 ahf sub a Wegenverkeerswet 1994 art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994 art 8 lid 3 ahf sub a Wegenverkeerswet 1994
1
meer subsidiair:
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats], gemeente [pleegplaats], in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto [personenauto]), heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat 3],
- terwijl hij verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 aanhef en onder a juncto lid 3 aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 555 microgram, in elk geval hoger bleek te zijn dan 88 en/of 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht - en/of
- terwijl [betrokkene 1] en/of[betrokkene 2] verdachte, vanwege diens (voorafgaande) alcoholgebruik in café [cafe] te [plaatsnaam] kort daarvoor had(den) aangeboden zijn auto bij die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] thuis in [plaatsnaam] neer te zetten en/of die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] verdachte een fiets had(den) aangeboden om naar huis te fietsen,
- als bestuurder van een personenauto ([personenauto]) is gaan rijden en/of vervolgens op de [straat] (voorbij, althans nabij de kruising/splitsing met de [straat 2]) gelegen te [plaatsnaam], althans in de gemeente [plaatsnaam], zijn personenauto niet onder controle heeft gehouden, tengevolge waarvan hij van de weg ([straat]) is geraakt en in een naast die weg gelegen sloot/greppel terecht is gekomen, tengevolge waarvan diens personenauto schade heeft opgelopen, waaronder een kapot rechter dimlicht en/of een kapotte rechter koplampunit, en/of
- vervolgens eerdergenoemde [betrokkene 1] heeft gebeld en heeft gevraagd of [betrokkene 1] verdachtes personenauto uit die sloot/greppel zou willen slepen/trekken en/of, nadat die[betrokkene 1] dit weigerde, naar een dichtbij gelegen woning is gegaan en heeft aangebeld en/of (vervolgens) de aldaar wonende[betrokkene 3] heeft gevraagd om zijn personenauto uit die sloot/greppel te slepen/trekken, waarna die [betrokkene 3] verdachtes personenauto inderdaad uit die sloot/greppel heeft gesleept/getrokken,
- waarna verdachte vanaf die plek over een afstand van ongeveer 5,7 kilometer, althans een aanzienlijke afstand, is doorgereden en is gaan rijden op de [straat 3], gelegen binnen de bebouwde kom van [pleegplaats],
- waarbij verdachte geen, althans onvoldoende rekening heeft gehouden met andere weggebruikers/voetgangers en/of (vervolgens) op die [straat 3], binnen de bebouwde kom, [slachtoffer], die op het trottoir en/of (vervolgens) op de rijbaan liep, niet heeft gezien althans op hem geen of onvoldoende acht heeft geslagen, en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was de door hem bestuurde personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, als vermeld in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of
- ( vervolgens) die[slachtoffer] met zijn, verdachtes personenauto heeft aangereden en/of "geschept" en/of (vervolgens) die[slachtoffer] over een afstand van ongeveer 120 meter, althans een grote afstand op de motorkap van verdachtes auto heeft meegesleurd,
tengevolge waarvan voornoemde[slachtoffer] (ter plaatse) is overleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2:
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats] als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 555 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak voor het onder 1 primair tenlastegelegde feit

Namens verdachte is bepleit dat verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken. De advocaat-generaal heeft eveneens vrijspraak gevorderd van dit feit.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Anders dan de rechtbank en met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat voor het onder 1 primair tenlastegelegde feit, de doodslag, onvoldoende bewijs is. Uit de bewijsmiddelen komt onvoldoende naar voren dat verdachte [slachtoffer] door zijn wijze van rijden met opzet heeft gedood, dan wel dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij hem zou doden.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit, en wel voor de roekeloosheid. Namens verdachte is vrijspraak bepleit van de roekeloosheid en is voor het overige gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof gaat uit van de volgende -kort weergegeven- feitelijke gebeurtenissen. Verdachte heeft in de nacht van 6 op [pleegdatum] een café in [plaatsnaam] bezocht, waar hij een aanzienlijke hoeveelheid alcohol heeft gedronken. Hij is daar tegen twee uur ‘s nachts met zijn auto vertrokken. Hij is met die door hem bestuurde auto in [plaatsnaam] van de weg geraakt en in een droogstaande greppel beland. Verdachte heeft een in de buurt wonende boer gevraagd of die hem uit de sloot kon trekken, waarna verdachte zijn weg naar huis heeft vervolgd. Op de [straat 3] in [pleegplaats] heeft verdachte een voetganger, [slachtoffer], aangereden. Verdachte heeft niet geremd toen hij de voetganger waarnam. [slachtoffer] is op de motorkap beland en is als gevolg van de aanrijding ter plekke overleden.
De kern van het verwijt is dat verdachte roekeloos, dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden waardoor hij een voetganger heeft aangereden, die als gevolg daarvan is overleden.
Het hof constateert dat de officier van justitie ervoor heeft gekozen om een scala aan handelingen en gedragingen ten laste te leggen, die allemaal hebben plaatsgevonden op [pleegdatum].
Die handelingen en gedragingen, inhoudend dat verdachte in de periode tussen het verlaten van het café in [plaatsnaam] (omstreeks 02.00 uur) en de aanrijding (om 3.05 uur) het aanbod van een vriend heeft afgeslagen om de auto te laten staan en een fiets te lenen, dat hij een eenzijdig ongeval heeft gehad in [plaatsnaam], dat hij iemand heeft gevraagd om hem uit de sloot te trekken en dat hij vervolgens een afstand van 5,7 kilometer heeft gereden, hebben plaatsgevonden, maar het hof oordeelt dat er een te ver verwijderd verband bestaat tussen al deze beschreven gedragingen en de schuld van verdachte aan het uiteindelijke ongeval in [pleegplaats].
Om die reden worden deze onderdelen van het tenlastegelegde feit niet bewezenverklaard.
Het hof neemt in aanmerking dat verdachte heeft verklaard dat hij teveel had gedronken om te mogen rijden. Hij heeft die nacht op de [straat 3] in [pleegplaats] een voetganger op het trottoir zien lopen. Verdachte heeft echter onvoldoende gelet op overige weggebruikers, onder wie het slachtoffer [slachtoffer].
Uit het proces-verbaal van de reconstrucie Verkeers Ongeval blijkt dat niet is komen vast te staan dat verdachte ten tijde van het ongeval met een overschrijding van de maximumsnelheid heeft gereden. Wel was zijn snelheid te hoog om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen.
Het hof is van oordeel dat voor roekeloos rijgedrag van verdachte onvoldoende bewijs in de stukken te vinden is, mede bezien in het licht van de hoge eisen die de Hoge Raad in zijn arresten stelt aan het bewijs van roekeloosheid in het verkeer.
Wel is het verkeersgedrag van verdachte aan te merken als zeer onoplettend, onvoorzichtig en/of zeer onachtzaam. Verdachte heeft dit feit immers begaan terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Uit het van hem afgenomen ademonderzoek is een uitslag gekomen van 555 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Verdachte was nog geen vijf jaar in het bezit van een rijbewijs en was dus een beginnend bestuurder.
Naar het oordeel van het hof is ook de strafverwarende omstandigheid daarmee bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1
subsidiair:
hij op
of omstreeks[pleegdatum] te [pleegplaats],
gemeente [pleegplaats], in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto [personenauto]), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat 3]
, roekeloos, in elk gevalzeer,
althans aanmerkelijkonoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8
lid 2 aanhef en onder a junctolid 3 aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 555 microgram, in elk geval hoger bleek te zijn dan 88
en/of 220microgram alcohol per liter uitgeademde lucht - en
/of
- terwijl [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] verdachte, vanwege diens (voorafgaande) alcoholgebruik in café '[cafe] te [plaatsnaam] kort daarvoor had(den) aangeboden zijn auto bij die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] thuis in [plaatsnaam] neer te zetten en/of die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] verdachte een fiets had(den) aangeboden om naar huis te fietsen,
- als bestuurder van een personenauto ([personenauto]) is gaan rijden en/of vervolgens op de [straat] (voorbij, althans nabij de kruising/splitsing met de [straat 2]) gelegen te [plaatsnaam], althans in de gemeente [plaatsnaam], zijn personenauto niet onder controle heeft gehouden, tengevolge waarvan hij van de weg ([straat]) is geraakt en in een naast die weg gelegen sloot/greppel terecht is gekomen, tengevolge waarvan diens personenauto schade heeft opgelopen, waaronder een kapot rechter dimlicht en/of een kapotte rechter koplampunit, en/of
- vervolgens eerdergenoemde[betrokkene 1] heeft gebeld en heeft gevraagd of[betrokkene 1] verdachtes personenauto uit die sloot/greppel zou willen slepen/trekken en/of, nadat die [betrokkene 1] dit weigerde, naar een dichtbij gelegen woning is gegaan en heeft aangebeld en/of (vervolgens) de aldaar wonende[betrokkene 3] heeft gevraagd om zijn personenauto uit die sloot/greppel te slepen/trekken, waarna die[betrokkene 3] verdachtes personenauto inderdaad uit die sloot/greppel heeft gesleept/getrokken,
- waarna verdachte vanaf die plek over een afstand van ongeveer 5,7 kilometer, althans een aanzienlijke afstand, is doorgereden en is gaan rijden op de [straat 3], gelegen binnen de bebouwde kom van [pleegplaats],
- waarbij verdachte
geen, althansonvoldoende rekening heeft gehouden met andere weggebruikers/voetgangers en/of (vervolgens) op die [straat 3], binnen de bebouwde kom, [slachtoffer], die
op het trottoir en/of (vervolgens)op de rijbaan liep, niet heeft gezien althans op hem geen of onvoldoende acht heeft geslagen, en
/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was de door hem bestuurde personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, als vermeld in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/
of
- ( vervolgens) die[slachtoffer] met zijn, verdachtes personenauto heeft aangereden
en/of "geschept" en/of (vervolgens) die [slachtoffer] over een afstand van ongeveer 120 meter, althans een grote afstand op de motorkap van verdachtes auto heeft meegesleurd,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (ter plaatse) is overleden,
terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8
lid 2 aanhef en onder a junctolid 3 aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 555 microgram, in elk geval hoger bleek te zijn dan 88
en/of 220microgram alcohol per liter uitgeademde lucht;
2:
hij op
of omstreeks[pleegdatum] te [pleegplaats] als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 555 microgram,
in elk geval hoger dan 88 microgramalcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het hof heeft geconstateerd dat in het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit de bij verkeersongevallen gebruikelijke en aan artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 ontleende bestanddelen ‘dat hij zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood’, ontbreken.
Nu deze passage niet is ten laste gelegd, is deze evenmin in de bewezenverklaring opgenomen.
In de tenlastelegging en de bewezenverklaring is daarentegen wél vermeld waaruit het gewraakte verkeersgedrag van verdachte heeft bestaan, neerkomend op een omschrijving van de handelingen waaruit de schuld aan het ongeval concreet heeft bestaan.
Uit de feitelijke omschrijving van de toedracht van het ongeval zoals dat hiervoor is bewezenverklaard, blijkt dat verdachte, door zeer onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam te rijden een aanrijding met een voetganger heeft veroorzaakt, als gevolg waarvan deze om het leven is gekomen. Dit is aan te merken als grove schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Naar het oordeel van het hof kan dit bewezenverklaarde feit daardoor, ook al ontbreken de essentiële bestanddelen, toch worden gekwalificeerd als het ‘zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander wordt gedood’, zoals strafbaar is gesteld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. Tevens doet zich de strafverzwarende omstandigheid voor van het alcoholgebruik, zoals vermeld in artikel 175, derde lid, Wegenverkeerswet 1994.
het onder 1 subsidiair en onder 2 bewezen verklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, van deze wet.
en

overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Zutphen heeft verdachte veroordeeld voor doodslag en heeft hem daarvoor een gevangenisstraf opgelegd van vier jaren waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor roekeloos rijden, het subsidiair tenlastegelegde feit, en heeft een gevangenisstraf geëist van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaren. Namens verdachte is een lagere straf bepleit.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof spreekt verdachte vrij van doodslag en ook van roekeloos rijden, maar acht bewezen dat het aan de schuld van verdachte is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij een ander is gedood, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcohol. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte is gaan rijden terwijl hij wist dat hij te veel had gedronken. Verdachte was destijds pas 20 jaren oud. Hij was op dat moment beginnend bestuurder en al eens eerder beboet omdat hij met teveel alcohol op had gereden. Hij was een bij uitstek gewaarschuwd man. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden om toch te gaan rijden. Hij heeft het aanbod van een vriend om een fiets te lenen afgeslagen en is een uur voor de aanrijding met zijn auto in een droge greppel beland. Deze laatstgenoemde aspecten heeft het hof weliswaar buiten de bewezenverklaring gelaten, maar deze spelen wel een rol bij de waardering van de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden. Hij heeft zeer onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam gereden waardoor hij uiteindelijk een voetganger heeft aangereden met fataal gevolg. De nabestaanden van het slachtoffer, onder wie zijn ouders, zus en zijn twee jonge kinderen, zullen de rest van hun leven moeten leven met dit grote verlies. Een dergelijk feit is niet alleen zeer schokkend voor de nabestaanden maar ook voor de maatschappij in zijn algemeenheid. Een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van na te melden duur is naar het oordeel van het hof dan ook passend en geboden.
Het hof heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf mede gelet op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren zoals die voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn vastgesteld. Het hof komt tot het opleggen van een langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf dan de periode van zes maanden die verdachte reeds in voorarrest heeft ondergaan. De ernst van het feit maakt dit zeker passend en geboden. Daarnaast worden aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf bijzondere voorwaarden verbonden die te maken hebben met de leefstijl van verdachte.
Het hof acht daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren aangewezen. Daaraan doet niet af dat door en namens verdachte is gesteld dat hij van het CBR zijn rijbewijs heeft teruggekregen en dat hij in opleiding wil tot vrachtwagenchauffeur. De ernst van deze feiten gevoegd bij de alcoholrecidive rechtvaardigt zonder meer de oplegging van een langdurige ontzegging.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van de Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook als dit inhoudt:
- dat veroordeelde deelneemt aan de gedragsinterventie ‘Leefstijltraining’;
- dat veroordeelde zich (ambulant) zal doen behandelen bij de Tactus Verslavingszorg of soortgelijke ambulante (forensische) zorg. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van Tactus Verslavingszorg (of een soortgelijke instelling) zullen worden gegeven.
Geeft deze instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr M. Barels, voorzitter,
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 10 september 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.