ECLI:NL:GHARL:2014:7075

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
12 september 2014
Zaaknummer
200.150.768-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarige in het kader van opvoedingsproblematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [kind]. De moeder van [kind] heeft in het proces van opvoeding stelselmatig keuzes gemaakt die het belang van [kind] kunnen schaden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 6 december 2013 een verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend, waarna de kinderrechter op 17 maart 2014 de ondertoezichtstelling heeft uitgesproken. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met het verzoek deze te vernietigen en het verzoek tot ondertoezichtstelling af te wijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 augustus 2014 zijn de ouders verschenen, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. C.G.M. van Rossum. De Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJZ) hebben het verzoek van de moeder bestreden. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een langdurig patroon van instabiliteit en stagnerende hulpverlening, waarbij de moeder onvoorspelbaar is in haar handelen en onvoldoende in staat om goede beslissingen te nemen in het belang van [kind].

Het hof heeft overwogen dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [kind] te waarborgen, gezien de ernstige bedreigingen die haar ontwikkeling ondervinden door de opvoedingssituatie. De moeder heeft angst voor uithuisplaatsing, maar het hof benadrukt dat de ondertoezichtstelling juist bedoeld is om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke hulpverlening op gang komt. De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank Overijssel te bekrachtigen, waarbij het hof de moeder aanraadt zich open te stellen voor psychische hulp en begeleiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.150.768/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/148657/JE RK 13-1984)
beschikking van de familiekamer van 9 september 2014
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.G.M. van Rossum, kantoorhoudend te Bemmel,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.Bureau Jeugdzorg Overijssel,

kantoorhoudende te Zwolle ,
hierna te noemen: BJZ,
2. [de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 17 maart 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 13 juni 2014, is de moeder
in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en het verzoek tot ondertoezichtstelling van [kind] alsnog
af te wijzen.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 3 juli 2014, heeft BJZ het verzoek in hoger beroep van de moeder bestreden.
2.3
De raad heeft binnen de gestelde termijn geen verweerschrift ingediend.
2.4
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 25 juni 2014 een journaalbericht met bijlagen van mr. Van Rossum,
- op 13 augustus 2014 een journaalbericht met bijlagen van mr. Van Rossum.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 25 augustus 2014 plaatsgevonden.
De ouders zijn in persoon verschenen, de moeder bijgestaan door haar advocaat.
Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is [namens de raad] verschenen. Namens BJZ is verschenen [namens BJZ]
.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de medio 2012 verbroken relatie van de ouders is [kind] geboren op
20 mei 2005. De ouders zijn gezamenlijk met het gezag over [kind] belast.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Overijssel op 6 december 2013, heeft de raad een verzoek tot ondertoezichtstelling van [kind] ingediend.
3.3
Bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden beschikking heeft de kinderrechter [kind] onder toezicht gesteld voor de termijn van een jaar met ingang van 17 maart 2014.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Een minderjarige kan ingevolge artikel 1:254 lid 1 BW onder toezicht worden gesteld van de stichting indien hij zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.
Standpunt moeder
4.2
De moeder verzet zich tegen een ondertoezichtstelling. Zij wil geen bemoeienis van een gezinsvoogd. Hulpverlening voor haarzelf of [kind] is nu niet nodig. Dat heeft de huisarts ook aangegeven. Zij geeft daarnaast aan bang te zijn dat de ondertoezichtstelling een opmaat is naar uithuisplaatsing van [kind]. Het gaat beter met [kind] en zij doet het goed op de huidige school. De moeder stelt de schoolkeuze nu niet meer ter discussie.
Indien zij toch naar een reguliere school moet heeft dat te maken met politiek beleid en kan de moeder hier niets aan doen.
Zij ziet weinig mogelijkheden voor verbetering van de communicatie met de vader. Zij kan niet omgaan met zijn agressieve houding. De ondertoezichtstelling mag niet gebruikt worden om een omgangsregeling tot stand te brengen.
Standpunt BJZ
4.3
De situatie van [kind] is nu iets stabieler maar al sinds 2010 is er sprake van zorgen, AMK-onderzoeken en merendeels vruchteloos ingezette hulpverlening.
Er is sprake van een langdurig patroon van instabiliteit en stagnerende hulpverlening.
De schoolwisselingen blijven een zorgpunt. Het is van belang voor [kind] dat er langdurig zicht blijft op haar schoolgang. De moeder is vanwege haar psychiatrische problematiek onvoorspelbaar in haar handelen en onvoldoende in staat om goede beslissingen te nemen in het belang van [kind] ten aanzien van school en de omgang met de vader. De gezinsvoogd heeft zelf waargenomen dat de moeder [kind] belast met een negatief beeld over de vader. [kind] zit in een loyaliteitsconflict maar heeft nu geen enkele hulpverlening daarbij. Eerdere hulpverlening in vrijwillig kader heeft geen effect gehad.
Standpunt vader
4.4
De vader is het eens met een ondertoezichtstelling. Hij betwist hetgeen de vrouw stelt over gewelddadig gedrag van zijn kant. Hij wil het liefst zo snel mogelijk omgang met [kind]. Hij is bereid mee te werken aan begeleide gesprekken met de ouders.
Standpunt raad
4.5
De raad blijft bij het verzoek en ziet in de positieve ontwikkelingen van [kind] op school geen reden een ander standpunt in te nemen. Er moet langdurig toezicht zijn op de ontwikkeling van [kind].
Overwegingen van het hof
4.6
Het hof is van oordeel dat voldaan is aan de voorwaarden voor een ondertoezicht-stelling en zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen. Er is sprake van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [kind]. Uit de stukken in het dossier blijkt dat er gedurende een aantal jaren door scholen van [kind] zorgen worden geconstateerd zowel over het gedrag van de nu achtjarige [kind] (opstandig, brutaal, moeite met regels en begrenzing) als over het opvoedingsklimaat bij de moeder. [kind] is meermalen van school gewisseld. De moeder kwam geregeld in conflict met de scholen en belemmerde de schoolgang. Het advies tot en de plaatsing op het speciaal onderwijs bleven voor de moeder een strijdpunt. De aanleiding voor het recente kinderbeschermingsonderzoek van de raad was een derde AMK-melding en -onderzoek. Tijdens het kinderbeschermingsonderzoek bleek ook als zorgpunt dat [kind] geen contact heeft met haar vader doordat haar ouders niet communiceren met elkaar en strijd voeren. [kind] zit klem in die strijd en groeit op met een erg negatief vaderbeeld. Het hof is met de raad van oordeel dat er voor [kind] en haar ouders hulpverlening nodig is en dat deze niet vrijblijvend kan zijn. De raad heeft hulpverlening geadviseerd voor [kind] (speltherapie), de moeder (langdurige hulp voor haar psychische problematiek eventueel met medicatie en opvoedingsondersteuning) en de vader (hulp bij eigen problemen). Dat de hulp niet in vrijwillig kader is te realiseren blijkt uit de voorgeschiedenis rond de ingezette hulpverlening en het stranden hiervan doordat de moeder niet (meer) meewerkte. Naar aanleiding van de conflicten van moeder met de scholen heeft de moeder in 2010 met het AMK afgesproken dat zij hulp in huis zou accepteren. Deze hulp heeft zij voortijdig afgebroken. In 2012 heeft het AMK aangedrongen op GGZ hulp. Deze is gestart maar de moeder heeft deze voortijdig stopgezet.
Ook door het AMK ingezette hulp van het maatschappelijk werk van NIM heeft de moeder stopgezet in verband met een meningsverschil met de begeleider. In 2013 concludeert het AMK dat er geen zicht is op de opvoedingssituatie bij de moeder, dat deze hulp er langdurig zal moeten komen gezien de terughoudendheid van de moeder ten opzichte van de hulpverlening en dat eerder ingezette hulp de opvoedingssituatie van [kind] niet heeft veranderd. De moeder ziet tot op heden geen noodzaak voor hulpverlening en beroept zich daarbij enkel op uitlatingen van haar huisarts. Het hof ziet bij de moeder een patroon van het leggen van oorzaken van problemen bij anderen en onvermogen om te kijken naar haar eigen aandeel. Dit patroon belemmert ook de hulpverlening nu de moeder deze accepteert zolang haar pad wordt gevolgd maar wordt afgewezen, zodra daarvan wordt afgeweken, vaak na een conflict. Dit laatste maakt ook dat de huidige positieve ontwikkelingen van [kind] op school voor het hof niet tot een ander oordeel leiden. Het hof acht de kans erg groot dat er opnieuw conflicten komen van moeder met de school en dat dit zal leiden tot een terugval van [kind]. Daarnaast is de loyaliteitsproblematiek van [kind] door de strijd tussen haar ouders op dit moment nog actueel.
Ten overvloede overweegt het hof het volgende: de moeder heeft aangegeven angst te hebben voor uithuisplaatsing van [kind]. Een dergelijk ingrijpend middel is echter een uiterste ingreep en zal door een rechter getoetst moeten worden. Doel van de ondertoezichtstelling is juist ervoor te zorgen dat het vanuit de thuissituatie met [kind] goed gaat en dat de noodzakelijke hulpverlening op gang komt. Wel zal de moeder de aanwijzingen van de gezinsvoogd ook ten aanzien van die hulpverlening moeten volgen.
Het hof twijfelt er niet aan dat de moeder van [kind] houdt. Van je kind houden is evenwel niet genoeg. Het hof twijfelt er namelijk evenmin aan dat de moeder in het proces van opvoeding stelselmatig keuzes maakt die het belang van [kind] niet alleen niet dienen, maar zelfs (kunnen) schaden. Uit het verhandelde ter zitting en het onderliggend dossier is gebleken dat die onwenselijke keuzes in belangrijke mate een oorzaak vinden in moeders eigen problematiek en angsten. Het spreekt voor zich dat die problematiek en angsten zelf ook weer een oorzaak hebben, een oorzaak bovendien die - terugkijkend - niet volstrekt irreëel is. Dit neemt evenwel niet weg dat die problematiek en angsten de moeder nu beletten om op een goede wijze invulling te geven aan haar taak als opvoeder van [kind]. En dáár moet wat aan gebeuren. Het hof wil de moeder dan ook met klem aanraden zich open te stellen voor psychische hulp en/of begeleiding, opdat de liefde die
zij voelt voor haar dochter op een betere manier kan worden omgezet in een positieve ontwikkeling van [kind].
4.7
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 17 maart 2014.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. J.M. Rowel-van der Linde en
mr. W. Foppen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 9 september 2014.