Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante, die eerder in 2005 was beëindigd zonder toekenning van de schone lei. De rechtbank Overijssel had op 21 juli 2014 de schuldsaneringsregeling van appellante tussentijds beëindigd, omdat zij niet had gemeld dat er eerder een schuldsaneringsregeling van toepassing was geweest. Appellante had verzocht om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de schuldsaneringsregeling opnieuw van toepassing te verklaren. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 september 2014 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat appellante niet aan haar informatieplicht heeft voldaan en dat er nieuwe schulden zijn ontstaan. Het hof oordeelt dat de eerdere beëindiging van de schuldsaneringsregeling op 9 augustus 2005 relevant is voor de huidige procedure. Appellante had deze eerdere beëindiging moeten vermelden in haar verzoekschrift voor de huidige schuldsaneringsregeling. Het hof concludeert dat de schuldsaneringsregeling van appellante op grond van artikel 350, derde lid, onder f van de Faillissementswet moet worden beëindigd, omdat er feiten zijn die op het moment van indiening van het verzoekschrift al bekend waren en die reden zouden zijn geweest om het verzoek af te wijzen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel.