ECLI:NL:GHARL:2014:7149

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
16 september 2014
Zaaknummer
200.133.099-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeschikking inzake vermeerdering van eis in civiele procedure tussen echtgenoten

In deze rolbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 16 september 2014, wordt de vermeerdering van eis door de appellante besproken. De zaak betreft een hoger beroep in een civiele procedure tussen twee echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De rechtbank Noord-Nederland had eerder vonnissen gewezen waarin de vorderingen van beide partijen waren behandeld. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. Schütz, heeft haar eis vermeerderd met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waaronder de verrekening van garageboxen, aandelen en een lijfrentepolis. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F. Rouwé-Danes, heeft inhoudelijke bezwaren geuit tegen deze vermeerdering van eis.

Het hof oordeelt dat er geen strijd is met de eisen van een goede procesorde en dat de inhoudelijke bezwaren van de geïntimeerde bij de beoordeling van de hoofdzaak betrokken zullen worden. De procedure in hoger beroep is gestart met een dagvaarding op 21 augustus 2013, gevolgd door een memorie van grieven en een akte uitlating. De rechtbank had eerder de geïntimeerde veroordeeld tot betaling van schadevergoeding en pensioenverevening aan de appellante. Het hof concludeert dat de eisvermeerdering toelaatbaar is en wijst het bezwaar van de geïntimeerde af. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor verdere procedurele stappen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.133.099/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 112638 / HA ZA 11-414)
rolbeschikking van de eerste enkelvoudige kamer van 16 september 2014
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. R.A. Schütz, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.F. Rouwé-Danes, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van
30 mei 2012 en 26 september 2012 van de rechtbank Leeuwarden en van 13 februari 2013 en
22 mei 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden (hierna: de rechtbank).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 21 augustus 2013,
- de memorie van grieven, tevens akte vermeerdering van eis,
- de akte uitlating vermeerdering van eis.
2.2
De vordering van [appellante] luidt:
"(…) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vonnissen van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 13 februari 2013 en 22 mei 2013 te vernietigen en in plaats daarvan, alsnog de vordering van de vrouw zoals thans luidend na vermeerdering van eis, met betrekking tot de verrekening van de garageboxen, het vermogen uit aandelen en de lijfrentepolis Centraal Beheer toe te wijzen."

3.De beoordeling

3.1
Partijen zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd geweest. Ter zake van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap hebben zij in eerste aanleg over en weer vorderingen jegens elkaar ingesteld.
3.2
De rechtbank heeft in haar vonnis van 22 mei 2013 in conventie en in reconventie [geïntimeerde] veroordeeld om ter zake van de schade-uitkering aan [appellante] een bedrag van € 16.684,- te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en heeft [geïntimeerde] voorts veroordeeld om wegens pensioenverevening maandelijks een bedrag van € 466,88 aan [appellante] te voldoen met ingang van 1 maart 2012, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
3.3
In haar memorie van grieven heeft [appellante] aangegeven dat zij haar eis wenst te vermeerderen met de volgende aanvullende vorderingen:
"- Te bepalen dat aan de man zullen worden toebedeeld de aandelen zoals vermeld in zijn aangifte IB 2004, en de man te veroordelen om ter verrekening van de waarde van deze aandelen, de somma van € 17.369,- althans € 17.313,- althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag aan de vrouw te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze te wijzen arrest tot aan de datum der algehele voldoening;- Te bepalen dat aan de man zal worden toebedeeld de lijfrentepolis Centraal Beheer polisnummer [nummer], en de man te veroordelen om aan de vrouw ter verrekening van de waarde, de somma van € 5.178,65 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze te wijzen arrest, tot aan de datum van algehele voldoening;"
3.4
Op grond van artikel 130 lid 1 Rv en artikel 353 lid 1 Rv komt aan [appellante] de bevoegdheid toe haar eis of de gronden daarvan te wijzigen. Deze bevoegdheid is in hoger beroep in die zin beperkt dat de eiswijziging of -vermeerdering (behoudens hier niet ter zake doende uitzonderingen) niet later dan bij memorie van grieven of antwoord dient plaats te vinden (HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7064).
3.5
De toelaatbaarheid van een eiswijziging moet, zo nodig ambtshalve, mede worden beoordeeld in het licht van de herstelfunctie van het hoger beroep. De grenzen van het toelaatbare worden echter overschreden, indien de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging van het geding en/of tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging.
3.6
[geïntimeerde] is in zijn akte uitlating vermeerdering van eis inhoudelijk ingegaan op de eisvermeerdering van [appellante], maar stelt niet dat deze in strijd zou zijn met de eisen van een goede procesorde en het hof vermag dat er ook niet in te lezen. Het hof ziet ambtshalve geen grond voor het oordeel dat [geïntimeerde] door de vermeerdering van eis van de vordering van [appellante] onredelijk in zijn verdediging wordt bemoeilijkt of dat het geding er onredelijk door zal worden vertraagd. De inhoudelijke argumenten van [geïntimeerde] zullen door het hof bij de beoordeling van de hoofdzaak worden betrokken.
De slotsom
3.7
De conclusie luidt dat het bezwaar tegen de eisvermeerdering wordt verworpen. Het hof zal derhalve in hoger beroep recht doen op de gewijzigde eis van [appellante].
3.8
De (hoofd)zaak zal naar de rol worden verwezen om voort te procederen.

4.De beslissingHet gerechtshof:

wijst het bezwaar van [geïntimeerde] tegen de eisvermeerdering van [appellante] af;
verwijst de (hoofd)zaak naar de rol van
dinsdag 28 oktober 2014voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde].
Deze rolbeschikking is gegeven door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 16 september 2014 in bijzijn van de griffier.