In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de curator om machtiging te verlenen voor het doen van een schenking uit het vermogen van de rechthebbende, die onder curatele staat. De rechthebbende, geboren in 1946, is geestelijk en lichamelijk beperkt en verblijft al haar hele leven in diverse instellingen. De curator, die de neef van de rechthebbende is, verzocht om een schenking van € 4.000,- aan zijn broer en schoonzus, de ouders van de curator. De kantonrechter had dit verzoek eerder afgewezen, omdat de schenking het liquide vermogen van de rechthebbende onder de grens van € 30.000,- zou brengen, wat in strijd is met de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK).
In hoger beroep heeft de curator betoogd dat er jaarlijks schenkingen zijn gedaan en dat de verwachte inkomsten in 2014 hoger zijn dan de uitgaven. Het hof heeft vastgesteld dat het liquide vermogen van de rechthebbende op dat moment € 28.995,27 bedroeg. Het hof oordeelde dat de curator onvoldoende had onderbouwd dat de schenking noodzakelijk was voor de toekomstige verzorging van de rechthebbende.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de curator machtiging verleend voor een schenking van € 2.600,-, in plaats van het gevraagde bedrag. Het hof oordeelde dat dit bedrag het huidige liquide vermogen van de rechthebbende in stand zou houden, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De overige verzoeken werden afgewezen.