ECLI:NL:GHARL:2014:7226

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
200.149.262
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot schenking uit vermogen van rechthebbende onder curatele

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de curator om machtiging te verlenen voor het doen van een schenking uit het vermogen van de rechthebbende, die onder curatele staat. De rechthebbende, geboren in 1946, is geestelijk en lichamelijk beperkt en verblijft al haar hele leven in diverse instellingen. De curator, die de neef van de rechthebbende is, verzocht om een schenking van € 4.000,- aan zijn broer en schoonzus, de ouders van de curator. De kantonrechter had dit verzoek eerder afgewezen, omdat de schenking het liquide vermogen van de rechthebbende onder de grens van € 30.000,- zou brengen, wat in strijd is met de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK).

In hoger beroep heeft de curator betoogd dat er jaarlijks schenkingen zijn gedaan en dat de verwachte inkomsten in 2014 hoger zijn dan de uitgaven. Het hof heeft vastgesteld dat het liquide vermogen van de rechthebbende op dat moment € 28.995,27 bedroeg. Het hof oordeelde dat de curator onvoldoende had onderbouwd dat de schenking noodzakelijk was voor de toekomstige verzorging van de rechthebbende.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de curator machtiging verleend voor een schenking van € 2.600,-, in plaats van het gevraagde bedrag. Het hof oordeelde dat dit bedrag het huidige liquide vermogen van de rechthebbende in stand zou houden, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De overige verzoeken werden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.149.262
(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, 2735387)
beschikking van de familiekamer van 18 september 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de curator,
advocaat: mr. A.C.G. Reezigt te Apeldoorn.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, locatie Zutphen) van 6 maart 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 20 mei 2014;
- een brief van mr. Reezigt van 25 juni 2014, ingekomen op 26 juni 2014;
- een faxbericht van mr. Reezigt met bijlage van 20 augustus 2014, ingekomen op diezelfde datum.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 augustus 2014 plaatsgevonden.
De curator is in persoon verschenen. De advocaat van de curator, mr. Reezigt, heeft, bij brief van 25 juni 2014, bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1946. Zij is geestelijk gehandicapt en lichamelijk zeer beperkt. Feitelijk verblijft zij al haar hele leven in diverse instellingen.
Bij beschikking van 20 december 1979 is zij onder curatele gesteld. Bij beschikking van
29 juli 2010 is de curator per 1 januari 2011, als opvolger van de heer [A], benoemd. Hij is de neef van de rechthebbende.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 29 januari 2014, heeft de curator verzocht om machtiging te verlenen voor het doen van een schenking uit het vermogen van de rechthebbende aan haar broer en schoonzus (de ouders van de curator), ten bedrage van € 4.000,-.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de curator afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe, kort gezegd, overwogen dat de huidige aanbeveling van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK) in beginsel een schenking, ook als er sprake is van een schenkingstraditie, niet toestaat als het liquide vermogen van de rechthebbende door de schenking minder dan € 30.000,- komt te bedragen. De kantonrechter heeft de gevraagde machtiging niet verleend, nu na schenking het liquide vermogen van de rechthebbende ruim onder de grens van € 30.000,- zou komen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Ter beoordeling staat het verzoek van de curator om een schenking te doen uit het vermogen van de rechthebbende ten bedrage van € 4.000,- aan haar broer en schoonzus dan wel een zodanig bedrag als het hof juist acht.
4.2
De curator is met één grief in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige in de regel acht dient te worden geslagen op de Aanbevelingen van het LOVCK. Uit die aanbevelingen (meest recente versie van 21 januari 2014) blijkt dat een door de curator ingediend verzoek om te worden gemachtigd tot het doen van een schenking namens de curandus, als hoofdregel zal worden afgewezen indien er geen schenkingstraditie wordt aangetoond. In bijzondere door de curator aan te voeren omstandigheden kan van de hoofdregel worden afgeweken indien het belang van de curandus dat vereist, dan wel indien de schenking de leefomgeving van de curandus verbetert.
In beginsel wordt schenking, ook als er sprake is van een schenkingstraditie, niet toegestaan
indien het liquide vermogen van de rechthebbende door de schenking minder dan
€ 30.000,- komt te bedragen.
Van deze grenzen kan worden afgeweken indien de kantonrechter van oordeel is dat daarmee de toekomstige verzorging van de rechthebbende geen gevaar loopt. Daarbij wordt gelet op enerzijds de verwachte inkomsten en anderzijds het behoeftepatroon van de curandus, waaronder kosten van levensonderhoud, recreatie, curatele, bijdragen in gezondheidszorg en hulpmiddelen, reserves voor toekomstige verhuizing en herinrichting.
5.2
De curator stelt dat jaarlijks schenkingen zijn gedaan ten laste van het vermogen van de rechthebbende. Uit de jaarlijks door hem afgelegde rekening en verantwoording blijkt bovendien dat, met uitzondering van de jaarlijkse schenkingen aan derden, de inkomsten jaarlijks de uitgaven hebben overtroffen. Ten aanzien van 2014 is er sprake van een liquide vermogen ad € 28.995,27. De te verwachten inkomsten in 2014 bedragen € 14.362,-, terwijl de uitgaven worden begroot op € 11.762,-. De te verwachten inkomsten zijn derhalve hoger dan te verwachte uitgaven. Met de gewenste schenking van € 4.000,- loopt de toekomstige verzorging van de rechthebbende aldus geen gevaar.
Tevens speelt een rol dat de begiftigden de erfgenamen zijn van de rechthebbende. De schoonzus wordt geconfronteerd met bijzondere ziektekosten, zodat een schenking wenselijk is. Door de curator wordt benadrukt dat de schenking niet tot doel heeft een lagere eigen AWBZ-bijdrage te creëren.
De curator meent dat de kantonrechter had moeten afwijken van het in de aanbeveling van het LOVCK bepaalde om vervolgens op grond van de weergegeven uitzondering de machtiging aan de curator te verlenen. Tot slot heeft de curator ter zitting van het hof gesteld dat genoemde buffer van € 30.000,- te ruim is. Dit bedrag is vele malen meer dan de rechthebbende feitelijk nodig heeft, bovendien verwacht de curator, afgezien van toekomstige begrafeniskosten, geen onvoorziene uitgaven.
5.3
Het hof is uit het beroepschrift en het verhandelde ter zitting gebleken dat het onderhavig verzoek met name is gedaan om de broer en schoonzus van de rechthebbende in de gelegenheid te stellen om een speciale stoel aan te schaffen voor de schoonzus van de rechthebbende. Deze aanschaf is ingegeven op medische gronden. De broer en schoonzus van de rechthebbende zijn financieel niet in staat om deze aanschaf zelf te bekostigen.
Hoewel in het verleden schenkingen namens de rechthebbende zijn gedaan, kan het hof uit de stukken niet opmaken dat er sprake van een schenkingstraditie. Afgezien hiervan zijn door de curator voorts geen omstandigheden aangevoerd om van de in de Aanbevelingen van het LOVCK genoemde richtlijn af te wijken. Niet, althans onvoldoende onderbouwd, is gebleken dat het belang van de rechthebbende de schenking vereist, of dat haar wil daarop gericht is of geacht moet zijn daarop te zijn gericht dan wel dat deze schenking haar leefomgeving verbetert.
Voorts wordt een schenking, ook als er sprake is van een schenkingstraditie, niet toegestaan
indien het liquide vermogen van de rechthebbende door de schenking minder dan
€ 30.000,- komt te bedragen. In het onderhavige geval is het liquide vermogen van de rechthebbende € 28.995,27, derhalve minder dan de in de Aanbevelingen genoemde norm.
Het hof oordeelt dat de curator onvoldoende heeft onderbouwd dat door een afwijking van de voornoemde grenzen de toekomstige verzorging van de rechthebbende geen gevaar loopt.
Het hof gaat tot slot voorbij aan de stelling van de curator dat de in de Aanbevelingen genoemde norm van € 30.000,- te ruim is voor de situatie van de rechthebbende. Het hof oordeelt dat de curator deze stelling niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd.
5.4
Nu uit de stukken is gebleken dat de verwachte (vaste) inkomsten en jaarlijks vaste uitgaven over het jaar 2014 een positief resultaat van ongeveer € 2.600,- inhoudt, ziet het hof wel aanleiding om machtiging te verlenen voor een schenking ter hoogte van dit genoemde bedrag. Op deze wijze blijft het huidige liquide vermogen van de rechthebbende in stand.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief gedeeltelijk. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 6 maart 2014 en opnieuw beschikkende:
verleent de curator machtiging voor het doen van een schenking uit het vermogen van de rechthebbende aan haar broer de heer [A] en schoonzus mevrouw [B], ten bedrage van € 2.600,-;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.H.A. Moes, G.J. Rijken en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. M. Slagman-Boef als griffier, en is op 18 september 2014 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.