Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de machtiging tot gesloten plaatsing van de jeugdige [verzoeker] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland verleende op 3 juni 2014 een machtiging op verzoek van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, die stelde dat [verzoeker] ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen had. De machtiging was verleend voor een periode van twee maanden, met instemming van een gedragswetenschapper. Echter, [verzoeker] was op dat moment onvindbaar en niet onderzocht door de gedragswetenschapper, wat volgens de wet vereist is voor een rechtmatige machtiging.
In hoger beroep heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de zaak behandeld. Het hof oordeelde dat [verzoeker] ontvankelijk was in zijn hoger beroep, ondanks het feit dat de machtiging inmiddels was verstreken. Het hof benadrukte dat de instemming van een gedragswetenschapper essentieel is voor de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming van een jeugdige. Aangezien [verzoeker] niet was onderzocht voordat de machtiging werd verleend, was niet voldaan aan de wettelijke vereisten.
Het hof vernietigde de beschikking van de kinderrechter en wees het verzoek van de stichting tot het verlenen van een machtiging af. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de waarborgen die zijn opgenomen in de wet ter bescherming van de rechten van jeugdigen, met name in situaties van gesloten jeugdzorg. De uitspraak is gedaan op 18 september 2014.