ECLI:NL:GHARL:2014:7282

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
ks 21-000250-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van kredietovereenkomst en gebruik van valse documenten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte is beschuldigd van valsheid in geschrift en het gebruik van een vervalst document. De verdachte heeft een kredietovereenkomst valselijk opgemaakt door de handtekening van haar toenmalige partner te plaatsen en deze gebruikt om een lening af te sluiten bij Santander Consumer Finance Benelux BV. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, inclusief voortzetting van behandeling bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Horst.

Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde oplichtingen, omdat een enkele leugen niet voldoende is om als oplichtingsmiddel te kwalificeren. De verdachte had in de periode van 21 februari 2009 tot en met 24 februari 2009 de kredietovereenkomst valselijk opgemaakt en in de periode van 21 februari 2009 tot en met 21 september 2011 opzettelijk gebruik gemaakt van deze valse overeenkomst. Het hof oordeelde dat de verdachte op geraffineerde wijze misbruik heeft gemaakt van de betrokkenen en hen financieel heeft benadeeld.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde1] tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, terwijl de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde2] en [benadeelde3] niet-ontvankelijk werden verklaard. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de strafoplegging in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, vastgesteld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000250-14
Uitspraak d.d.: 23 september 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 8 januari 2014 met parketnummer 07-650378-12 in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 september 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, alsmede tot gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsman, mr. J.A. Schadd, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en zal opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 21 februari 2009 tot en met 24 februari 2009 te [plaats] een kredietovereenkomst "Overeenkomst Niet-Doorlopend Geldkrediet (Verkoop op Afstand)" (Santander Consumer Finance Benelux B.V.) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk een handtekening op die overeenkomst geplaatst welke handtekening moest doorgaan voor de handtekening van [benadeelde1], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zij in of omstreeks de periode van 21 februari 2009 tot en met 21 september 2011 in de gemeente [gemeente1] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) kredietovereenkomst "Overeenkomst Niet-Doorlopend Geldkrediet (Verkoop op Afstand)" (Santander Consumer Finance Benelux B.V.), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, middels genoemde kredietovereenkomst een lening heeft afgesloten met een totale kredietsom van 29.727,60 Euro en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat verdachte op die kredietovereenkomst een handtekening heeft gezet/geplaatst die moest doorgaan voor de handtekening van [benadeelde1];
2.
zij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juni 2011 tot en met 8 november 2011 in de gemeente [gemeente2] en/of [gemeente1] en/of [gemeente3], althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig geldbedrag en/of tot het aangaan van een schuld, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
 (nadat verdachte tegen die [benadeelde2] had verteld dat zij, verdachte, gas, water en licht wilde betalen van haar loon en dat het geld van die [benadeelde2] op een tussenrekening gezet werd) die [benadeelde2] een tussenrekening laten openen, en/of
 (nadat verdachte tegen die [benadeelde2] had verteld dat het wel handig is om een extra rekening te hebben, omdat je op deze betaalrekening 500,00 Euro rood kon staan) die [benadeelde2] een betaalrekening en een spaarrekening laten openen, en/of
 (nadat verdachte tegen die [benadeelde2] had verteld dat ze geld had, ongeveer 30.000,= Euro, overgehouden van de relatie met [benadeelde1]) die [benadeelde2] een handtekening laten zetten/plaatsen onder een koopcontract voor de aankoop van een auto (Opel Corsa) voor 13.135,00 Euro, en/of
 voor haar, verdachte, zelf, voor haar werk, een nieuwe auto bij de Skoda-dealer besteld, en/of
 eind augustus 2011 bij verschillende winkels in [gemeente2] een geheel nieuwe inrichting gekocht,
* bij [bedrijf1] voor 7940,00 Euro aan goederen gekocht,
* bij [bedrijf2] voor 6564,00 Euro aan goederen gekocht,
* bij [bedrijf3] voor 5829,00 Euro aan goederen gekocht, en/of
 (via telebankieren) één of meerdere automatische betalingen/incasso van bedragen (o.a. [bedrijf4], [bedrijf5], [bedrijf6], [bedrijf7], Gemeentelijke Belastingen) (zonder mede weten van die [benadeelde2]) terug laten boeken naar de rekening van die [benadeelde2] en/of (vervolgens) die bedragen doorgestort naar haar, verdachtes, eigen rekening, en/of
 in de periode van 15 juni 2011 tot en met 6 september 2011 (via telebankieren) meerdere geldbedragen (tussen de 30,00 Euro en 1150,00 Euro) (zonder mede weten van die [benadeelde2]) van de rekening van die [benadeelde2] naar haar, verdachtes, eigen rekening (nr.[rekeningnummer]) overgeschreven, en/of
 een creditcard (World Card) op naam en adres van die [benadeelde2] aangevraagd bij ICS Visa International Card Services en/of (vervolgens) met die creditcard op verschillende plaatsen en tijdstippen in [gemeente3] (telkens) een geldbedrag (steeds 250,00 Euro) opgenomen, en/of
 via internet meerdere goederen/spullen (o.a. een laptop) en/of kleding ([bedrijf8]) besteld op naam en adres van die [benadeelde2],
waardoor [benadeelde2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of tot het aangaan van een schuld;
3.
primair
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot en met 21 december 2011 in de gemeente [gemeente3] (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde3] heeft bewogen tot het afsluiten van een telefoonabonnement ([bedrijf9]/ [bedrijf10]/ [bedrijf11]) en/of een abonnement TV/digitenne ([bedrijf11]), althans heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
 tegen die [benadeelde3] gezegd dat haar zoon was overleden en/of
 dat haar ex-man haar steeds op haar mobiele telefoon belde en dat ze dat niet meer wilde en/of
 aan die [benadeelde3] gevraagd of hij een telefoon bij [bedrijf9] voor haar kon kopen en/of
 tegen die [benadeelde3] gezegd dat zij dan de volgende dag het geld hiervoor zou geven en/of
 tegen die [benadeelde3] verteld dat ze wel een televisie had maar geen antenne,
waardoor die [benadeelde3] (telkens) werd bewogen tot het aangaan van een schuld;
3
subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot en met 21 december 2011 in de gemeente [gemeente3] en/of [gemeente1] opzettelijk een mobiele telefoon (Sony Ericsson) en/of een digitennekastje ([bedrijf11]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gebruiker, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2, 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 21 februari 2009 tot en met 24 februari 2009 te [plaats] een kredietovereenkomst "Overeenkomst Niet-Doorlopend Geldkrediet (Verkoop op Afstand)" (Santander Consumer Finance Benelux B.V.) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk een handtekening op die overeenkomst geplaatst welke handtekening moest doorgaan voor de handtekening van [benadeelde1], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
en zij in de periode van 21 februari 2009 tot en met 21 september 2011 in de gemeente [gemeente1] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse kredietovereenkomst "Overeenkomst Niet-Doorlopend Geldkrediet (Verkoop op Afstand)" (Santander Consumer Finance Benelux B.V.), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, middels genoemde kredietovereenkomst een lening heeft afgesloten met een totale kredietsom van 29.727,60 Euro en bestaande die valsheid hierin dat verdachte op die kredietovereenkomst een handtekening heeft gezet die moest doorgaan voor de handtekening van [benadeelde1].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Het hof past op grond van artikel 56, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht één strafbepaling toe.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een kredietovereenkomst valselijk opgemaakt door daarop de handtekening van haar toenmalige partner [benadeelde1] te plaatsen en vervolgens deze valse kredietovereenkomst gebruikt om daarmee bij Santander Consumer Finance Benelux BV een lening af te sluiten.
Door aldus te handelen heeft verdachte op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van alle betrokkenen en hen financieel benadeeld. Verdachte heeft voorts het vertrouwen geschaad dat in het algemeen in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in het gebruik van geschriften die tot bewijs dienen.
Het hof neemt bij de strafoplegging een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 10 augustus 2014 in aanmerking, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen ter zake van soortgelijke delicten is veroordeeld tot (vrijheidsbenemende) straffen.
Voorts heeft het hof kennis genomen van de omtrent de persoon van verdachte opgemaakte rapportages, alsmede hetgeen de raadsman ter terechtzitting van het hof over verdachtes persoonlijke omstandigheden heeft meegedeeld.
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof een brief van B. de Wit, verdachtes GZ-psycholoog en van P. Storms, directeur Behandeling, beiden verbonden aan de Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Horst d.d. 4 september 2014 overgelegd. Hieruit blijkt (onder meer) dat verdachte in het kader van het Exodusprogramma in maart 2012 is aangevangen met behandeling binnen genoemde polikliniek. In eerste instantie gebeurde dit in een juridisch kader, maar dit is vervolgens vrijwillig voortgezet. Verdachte heeft zich ingezet voor de behandeling en toonde zich gemotiveerd. In oktober 2013 raakte zij echter in een crisis en is in overleg met het openbaar ministerie ervoor gekozen de nog openstaande taakstraffen 'uit te zitten'. Op 7 juli 2014 vond er een herintake in De Horst plaats en de behandeling is inmiddels weer hervat. Vanaf haar invrijheidstelling medio augustus 2014 zijn er wekelijkse behandelcontacten. Verder is er woonbegeleiding gerealiseerd en loopt er een aanvraag tot bewindvoering.
De raadsman heeft naar aanleiding van het bovenstaande verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en continuering van de behandeling bij De Horst, dan wel een taakstraf.
De advocaat-generaal heeft bij zijn vordering aansluiting gezocht bij bovengenoemde omstandigheden.
Alles afwegend acht het hof de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien dit het voortzetten van de behandeling bij Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Horst dan wel een soortgelijke instelling inhoudt, passend en geboden. Deze voorwaardelijke straf is mede bedoeld als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.319,30. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.519,05. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.519,05. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij[benadeelde2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.173,16. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.320,35. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 219,95 De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 56, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2
(twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal stellen onder toezicht van Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook indien dit het voortzetten van de behandeling bij Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Horst dan wel een soortgelijke instelling inhoudt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.519,05 (duizend vijfhonderdnegentien euro en vijf cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde1], een bedrag te betalen van
€ 1.519,05 (duizend vijfhonderdnegentien euro en vijf cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij[benadeelde2]

Verklaart de benadeelde partij[benadeelde2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde3] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr M.H.M. Boekhorst Carrillo, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. de Ruijter, griffier,
en op 23 september 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P. Koolschijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.