ECLI:NL:GHARL:2014:7579

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
2 oktober 2014
Zaaknummer
200.141.012-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijf en zorgregeling van minderjarige dochter na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het hoofdverblijf van de minderjarige dochter bij de moeder is bepaald. De vader verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en het hoofdverblijf bij hem te bepalen, met een zorgregeling voor de moeder. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de mondelinge behandeling op 1 september 2014. De vader en moeder zijn beiden verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en de Raad voor de Kinderbescherming was ook aanwezig.

De vader stelt dat de moeder niet in staat is om het belang van de minderjarige voorop te stellen en dat de huidige situatie ongunstig is voor het kind. Hij heeft klachten ingediend over het raadsonderzoek en stelt dat de minderjarige ongelukkig is bij de moeder. De moeder betwist dit en wijst op de voortdurende strijd tussen de ouders, die ook van invloed is op de minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage geadviseerd om het hoofdverblijf bij de moeder te handhaven, omdat de minderjarige behoefte heeft aan stabiliteit en rust.

Het hof overweegt dat de vader niet in staat is om een stabiele opvoedingssituatie te bieden, gezien zijn onregelmatige verblijf in Nederland en zijn werk in het buitenland. Bovendien heeft de vader filmpjes van de minderjarige op internet geplaatst, wat het hof als schadelijk voor het kind beschouwt. Het hof concludeert dat het in het belang van de minderjarige is om het hoofdverblijf bij de moeder te handhaven en bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank. Het verzoek van de vader om wijziging van de zorgregeling wordt eveneens afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.141.012/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/07/84443/FL RK 11-1452)
beschikking van de familiekamer van 30 september 2014
inzake
[verzoeker],
naar eigen zeggen ingeschreven in [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.C. Tijsterman, kantoorhoudend te Hoofddorp,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Lucas, kantoorhoudend te Lelystad.
Als belanghebbende is verder aangemerkt:
Bureau Jeugdzorg Flevoland,kantoorhoudende te Lelystad,
verder te noemen: BJZ.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 28 oktober 2013 (verder te noemen: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer, waarvan de inhoud partijen bekend is.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 28 januari 2014, is de vader in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De vader verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de hierna genoemde minderjarige [minderjarige] haar hoofdverblijf bij de vader zal hebben, onder vaststelling van een zorgregeling tussen de moeder en de minderjarige van eenmaal per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur alsook drie weken aaneengesloten vakantie tijdens de zomervakantie; één aaneengesloten week tijdens de kerstvakantie en verdeling van de overige vakanties in onderling overleg te bepalen. Daarbij zal de moeder gehouden zijn de minderjarige te halen en te brengen.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 26 maart 2014, heeft de moeder het verzoek in hoger beroep van de vader bestreden en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vader in zijn hoger beroep dan wel ongegrondverklaring van de grieven met bekrachtiging van de bestreden beschikking, kosten rechtens.
2.3
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder:
- de brief met bijlagen van mr. Tijsterman van 21 maart 2014 en bijbehorend
journaalbericht, ingekomen op 24 maart 2014;
- de brief met bijlagen van mr. Tijsterman van 16 mei 2014 en bijbehorend
journaalbericht, ingekomen op 19 mei 2014;
- de brief met bijlagen van de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen: de
raad) van 22 mei 2014, ingekomen op 23 mei 2014;
- de brief met bijlagen van mr. Lucas van 23 mei 2014 en bijbehorend journaalbericht,
ingekomen op 26 mei 2014;
- het faxbericht van mr. Tijsterman van 27 augustus 2014 en
- het faxbericht van BJZ van 29 augustus 2014.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 1 september 2014 plaatsgevonden. Partijen zijn daarbij verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Voorts is namens de raad verschenen, in het kader van diens adviserende taak, [A].

3.De vaststaande feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2002 in Amsterdam met elkaar gehuwd. De vader heeft de Nederlandse nationaliteit. De moeder heeft de Bulgaarse nationaliteit.
3.2
Uit het huwelijk van partijen is [in] 2004 geboren de thans nog minderjarige [minderjarige].
3.3
Het huwelijk van partijen is [in] 2013 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van
2012 in de registers van de burgerlijke stand.
3.4
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
3.5
In de echtscheidingsbeschikking is, voor zover hier van belang, een raadsonderzoek gelast ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken onder aanhouding van iedere verdere beslissing daarover, in afwachting van de bevindingen en het advies van de raad.
3.6
De raad heeft op 24 april 2013 rapport en advies uitgebracht over het hoofdverblijf van [minderjarige] en de zorgregeling, waarop partijen hebben gereageerd.
3.7
In de bestreden beschikking van 28 oktober 2013 heeft de rechtbank, overeenkomstig het advies van de raad en voor zover hier van belang, het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder bepaald en een zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader vastgesteld van eenmaal per veertien dagen, telkens van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur en met verdeling van de vakanties en feestdagen als nader omschreven in de bestreden beschikking.
De standpunten
3.8
De vader kan zich blijkens het beroepschrift en de daarop ter zitting van hof gegeven toelichting niet vinden in de bestreden beschikking, waarbij in navolging van het advies van de raad het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder is bepaald. De vader stelt zich op het standpunt dat van het advies van de raad moet worden afgeweken. Hij heeft in dit verband een klacht ingediend bij de raad over de wijze waarop het raadsonderzoek heeft plaatsgevonden. In het bijzonder heeft de raad volgens de vader een steek laten vallen door naar de mening van [minderjarige] te vragen terwijl de moeder daarbij aanwezig was. De vader merkt aan [minderjarige] tijdens de omgangsmomenten dat zij ongelukkig is bij de moeder. De vader onderschrijft verder dat [minderjarige] belang heeft bij rust en duidelijkheid omtrent haar woonsituatie. Wanneer gekozen moet worden tussen de onrustige situatie in [woonplaats], waarbij moeder, of meer nog oma (mz), de zorg heeft over [minderjarige], ten opzichte van de zorg die de vader kan geven vanuit [woonplaats] waarbij [minderjarige] naar een voor haar bekende school kan gaan ([minderjarige] heeft daar reeds verbleven toen zij door de vader werd verzorgd) dient de keuze volgens de vader te worden gemaakt voor hoofdverblijf bij hem.
3.9
De moeder heeft het standpunt van de vader gemotiveerd betwist in haar verweerschrift en daartoe onder meer een uiteenzetting gegeven van de strijd die zich, zowel in als buiten rechte, tussen partijen heeft afgespeeld in de afgelopen drie jaren rondom het hoofdverblijf van [minderjarige], de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, het paspoort van [minderjarige] en strafrechtelijke aspecten als onttrekking van [minderjarige] aan het gezag door de vader van de moeder en vernieling.
3.1
De raad heeft in hoger beroep zijn standpunt ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige] en de zorgregeling gehandhaafd. [minderjarige] heeft volgens de raad behoefte aan rust en stabiliteit en dient bij de moeder te verblijven. De vader heeft geen vaste plek en reist veel voor zijn werk (naar Roemenië). Met betrekking tot de klacht van de vader over het raadsonderzoek is opgemerkt dat die klacht inmiddels ongegrond is verklaard. Dat [minderjarige] door de raadsonderzoeker naar haar mening zou zijn gevraagd in bijzijn van de moeder is volgens de raad onjuist. De raad schaart zich achter de bestreden beschikking.

4.De motivering van de beslissing

4.1
In geschil is het hoofdverblijf van de minderjarige dochter van partijen [minderjarige], thans tien jaar oud, alsmede de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling).
4.2
Indien in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening tussen de ouders een geschil ontstaat met betrekking tot het hoofdverblijf van het kind, dan wel de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, kan dat geschil op grond van artikel 1:253a BW aan de rechter worden voorgelegd. De rechter dient een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Daarbij geldt dat ook in hoger beroep een zogenoemde ex-nunc toetsing plaatsvindt, oftewel een beoordeling aan de hand van de meest recente situatie.
4.3
In dit verband heeft de raad inmiddels op 21 mei 2014 rapport uitgebracht van zijn onderzoek naar de opvoedingssituatie van [minderjarige] en daarin - overeenkomstig zijn conceptrapport van 6 mei 2014 dat aan partijen ter reactie is gestuurd - geconcludeerd dat de maatregel van ondertoezichtstelling is geïndiceerd voor [minderjarige]. Naar aanleiding van dat (concept)rapport van de raad dat door partijen en de raad in de onderhavige procedure is ingebracht, heeft het hof telefonisch geïnformeerd bij de kinderrechter, waaruit is gebleken dat [minderjarige] door de kinderrechter met ingang van 3 juni 2014 voor de duur van een jaar onder toezicht is gesteld van BJZ. Uit het raadsrapport van 21 mei 2014 blijkt voorts dat, anders dan de vader heeft doen voorkomen ter zitting van het hof, de gronden voor de ondertoezichtstelling niet voornamelijk zijn gelegen in zorgen over de obesitas van [minderjarige] maar vooral zijn gelegen in zorgen over haar sociaal-emotionele ontwikkeling als gevolg van de voortdurende strijd tussen haar ouders en het ontbreken van effectieve communicatie tussen de ouders. Bij faxbericht van 29 augustus 2014 heeft BJZ het hof desgevraagd laten weten dat BJZ nog onvoldoende informatie heeft om een standpunt in te nemen omtrent het hoofdverblijf van [minderjarige], nu door tussenkomst van de zomervakantie nog slechts een kennismakingsgesprek met de ouders en [minderjarige] heeft plaatsgevonden. Wel is BJZ reeds nu gebleken dat onderhavige procedure omtrent het hoofdverblijf van [minderjarige] onderdeel is van de voortdurende strijd tussen de ouders, welke strijd mede grond vormt voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige].
4.4
Gelet op het voorgaande en de overige beschikbare gegevens ziet het hof geen aanleiding om het hoofverblijf van [minderjarige] in afwijking van de bestreden beschikking bij de vader te bepalen. Het hof heeft geen signalen, althans niet uit objectief verifieerbare bron, dat het niet goed gaat met [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder. Weliswaar is sprake van strijd tussen partijen waar zij last van heeft maar daarop wordt inmiddels toegezien door een gezinsvoogd, terwijl nergens uit blijkt dat wijziging van het hoofdverblijf meer rust en stabiliteit voor [minderjarige] zou opleveren. Daarentegen acht het hof aannemelijk dat de vader op dit moment niet in staat is [minderjarige] een stabiele en rustige opvoedingssituatie te bieden. De vader staat nog steeds niet ingeschreven in Nederland (maar in Bulgarije naar eigen zeggen) en heeft geen vaste woonplek in Nederland in die zin dat hij veel op reis is voor zijn werk naar Roemenië. Hij verblijft naar eigen zeggen ongeveer de helft van de tijd in [plaats] en ook tijdens de omgangsmomenten verblijft hij veel met [minderjarige] (en zijn partner) in diverse hotels.
4.5
Voor het hof is voorts voldoende komen vast te staan dat de vader niet in staat of bereid is om het belang van de minderjarige [minderjarige] voorop te stellen. Zo is ter zitting van het hof gebleken dat de vader tientallen filmpjes door vader opgenomen waaronder beelden van een zeer emotionele [minderjarige] die zich uitlaat over haar hoofdverblijfplaats, op een vrij toegankelijke plaats op internet (youtube) heeft gezet in het bewustzijn dat haar belang daarmee niet is gediend en mogelijk zelfs wordt geschaad, bijvoorbeeld in het geval vriendjes en vriendinnetjes daar kennis van nemen. De vader heeft daarbij opgemerkt dat hij desondanks niet van plan is om de filmpjes van deze plek op het internet weg te halen omdat hij zijn gelijk ermee wil bewijzen. Voorts heeft de vader ter zitting desgevraagd toegegeven dat hij [minderjarige] later dan afgesproken heeft teruggebracht naar de moeder na de afgelopen zomervakantie. Dit ondersteunt de stelling van de moeder dat de vader geneigd is om naar eigen believen te handelen waar het gaat om [minderjarige] zonder zich daarbij rekenschap te geven van afspraken, rechterlijke uitspraken of het belang van [minderjarige]. Dat baart het hof zorgen, nog afgezien van de strafrechtelijke aspecten waar de moeder op heeft gewezen. Daarnaast overweegt het hof dat niet vast is komen te staan dat het overgewicht van [minderjarige] zijn oorzaak vindt in het hoofdverblijf bij de moeder. Ten slotte stelt het hof vast dat de vader desgevraagd niet enigszins concreet heeft kunnen aangeven hoe hij, wanneer de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem zou worden bepaald, de huisvesting en de verzorging en opvoeding van [minderjarige] zou regelen. Dat hij zijn werkzaamheden, waarvoor hij nu zeer vaak in het buitenland verblijft, gemakkelijk zo zou kunnen aanpassen dat hij vrijwel altijd in Nederland zou zijn, heeft hij wel gesteld maar niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Het komt het hof al met al dan ook niet in het belang van [minderjarige] voor om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader te bepalen.
4.6
Het verzoek van de vader in hoger beroep met betrekking tot de zorgregeling is afhankelijk gesteld van de beslissing over het hoofdverblijf en kan daarom, gelet op het voorgaande, evenmin doel treffen.

5.De slotsom

5.1
Aangezien ook overigens niets is aangevoerd dat het hof tot een andere beslissing kan brengen, betekent het voorgaande dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 28 oktober 2013 voor zover aan dit hoger beroep onderworpen;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. J.D.S.L. Bosch en mr. I.A. Vermeulen en is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2014 in bijzijn van de griffier.