ECLI:NL:GHARL:2014:7625

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 oktober 2014
Publicatiedatum
3 oktober 2014
Zaaknummer
21-001971-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging voor agent na schietincident tijdens achtervolging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een agent uit Utrecht die op 31 augustus 2011 in IJsselstein op een rijdende auto schoot, waarin drie inzittenden zaten. De agent handelde uit een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door een onmiddellijk dreigend gevaar toen de bestuurder van de auto op hem inreed. Het hof oordeelt dat de agent een inschattingsfout maakte op het moment van schieten, maar dat deze fout verontschuldigbaar was gezien de omstandigheden. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging, omdat het handelen van de agent niet strafbaar is. De benadeelde partij, die een schadevergoeding had geëist, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Het hof concludeert dat de agent in een noodweersituatie verkeerde, maar dat hij de grenzen van noodzakelijke verdediging overschreed op het moment van schieten. De uitspraak benadrukt de complexiteit van noodweer en de beoordeling van gemoedsbewegingen in strafzaken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001971-14
Uitspraak d.d.: 6 oktober 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 31 maart 2014 met parketnummer 16-711714-11 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 september 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr D.J.P. van Barneveld, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank komt ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair:
Hij op of omstreeks 31 augustus 2011 te IJsselstein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] van het leven te beroven, met dat opzet eenmaal (gericht) met een vuurwapen een kogel heeft geschoten op/in/door en/of in de richting van het voertuig (personenauto) waarin die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] zich bevonden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair:
Hij op of omstreeks 31 augustus 2011 te IJsselstein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet eenmaal (gericht) met een vuurwapen een kogel heeft geschoten op/in/door en/of in de richting van het voertuig (personenauto) waarin die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] zich bevonden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij op
of omstreeks31 augustus 2011 te IJsselstein
, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [betrokkene 1] en
/of[betrokkene 2] en
/of[betrokkene 3] van het leven te beroven, met dat opzet eenmaal
(gericht
)met een vuurwapen een kogel heeft geschoten
op/in/door en
/ofin de richting van het voertuig (personenauto) waarin die [betrokkene 1] en
/of[betrokkene 2] en
/of[betrokkene 3] zich bevonden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Meer in het bijzonder overweegt het hof ten aanzien van de gevoerde bewijsverweren dat het handelen van verdachte zoals dat uit de bewijsmiddelen volgt, te weten het van betrekkelijk geringe afstand gericht schieten op een van verdachte wegrijdende auto waarin zich drie inzittenden bevinden, voor ieder van de drie inzittenden een kans op de dood in het leven roept die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Dat er maar één kogel is afgevuurd doet daar naar het oordeel van het hof niet aan af. Als geoefend schutter en ervaren politieagent kan het niet anders zijn dan dat verdachte zich van die kans voor de inzittenden van de auto waarop hij schoot bewust was, ongeacht zijn precieze wetenschap op het moment van schieten over het aantal mensen in die auto. Met het afvuren van de kogel, waarbij verdachte zich naar eigen zeggen heeft laten leiden door slechts één doel, te weten het stoppen van de auto, heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van ieder van de drie inzittenden van die auto aanvaard.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:

Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Namens de verdachte is in hoger beroep een beroep gedaan op noodweerexces. Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Met de rechtbank, het openbaar ministerie en de verdediging is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een noodweersituatie. Korte tijd voorafgaand aan het lossen van een schot op de auto is die auto immers op verdachte ingereden. Dat inrijden is naar het oordeel van het hof een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf geweest.
Het hof is voorts van oordeel dat het rijgedrag van de bestuurder van auto
nahet inrijden op verdachte (het tegen een als zodanig niet herkenbare politieauto en een hekwerk aanrijden) maakt dat ook na de onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijfkorte tijd sprake is geweest van een noodweersituatie. Er is dan immers, mede gelet op het feit dat een en ander zich afspeelt in een woonwijk tussen woonhuizen en andersoortige obstakels zoals die in een dergelijke wijk aanwezig zijn, nog steeds een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding, zij het niet alleen voor verdachte maar ook voor de andere politieagenten ter plaatse en hun voertuigen. De bestuurder van de auto wilde koste wat kost aan de politie ontkomen en het daarmee veroorzaakte gevaar voor personen en goederen nam de bestuurder kennelijk niet alleen bij het inrijden op verdachte maar ook daarna op de koop toe.
Op het moment dat de auto met hoge snelheid wegrijdt zijn de noodweersituaties zoals die bestonden beëindigd. Daar de auto zich niet meer in de directe nabijheid van verdachte en zijn collega’s bevindt is van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding van hen geen sprake meer. Verdachte heeft door op dat moment te schieten derhalve de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden.
De vraag die het hof vervolgens heeft te beantwoorden is of die grensoverschrijding verontschuldigbaar is geweest en meer in het bijzonder of het aannemelijk is dat de grensoverschrijding het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige door de aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging.
Het hof neemt daarbij om te beginnen in aanmerking dat het handelen van verdachte onmiddellijk volgt op het beëindigen van de noodweersituaties. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat het dreigend gevaar dat de noodweersituatie opleverde zich niet alleen uitstrekte tot verdachte zelf maar ook tot zijn collega’s en vergroot werd door de omgeving en de korte tijd waarin zich een en ander afspeelde. Niet in de laatste plaats zal het gepercipieerde gevaar vergroot zijn door de agressie die uitging van het rijgedrag van de bestuurder van de auto en het feit dat daaruit niets anders kon worden afgeleid dan dat hij koste wat kost aan de politie wilde ontkomen.
In het licht van deze omstandigheden acht het hof het aannemelijk dat verdachtes handelen is ingegeven door een hevige gemoedsbeweging. Verdachte heeft vanaf zijn eerste verklaring verklaard over wat er in hem omging. Ter terechtzitting in hoger beroep vatte hij dit samen door te verklaren dat hij nog nooit zo bang was geweest als op het moment dat de bestuurder van de personenauto op hem inreed. Uit het onderzoek ter terechtzitting volgt geen enkele aanwijzing voor het tegendeel, terwijl valt aan te nemen dat de geschetste omstandigheden een dergelijk hevige gemoedsbeweging kunnen veroorzaken. Die gemoedsbeweging was een direct gevolg van het onmiddellijk dreigend gevaar dat uitging van de bestuurder van de vluchtende auto en heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat verdachte een inschattingsfout heeft gemaakt omtrent het gevaar op het moment van schieten. Die inschattingsfout acht het hof in de gegeven omstandigheden van dit geval verontschuldigbaar.
Het hof acht verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde dan ook niet strafbaar en ontslaat verdachte derhalve van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Aan verdachte wordt geen straf of maatregel opgelegd. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en
ontslaat de verdachtete dier zake
van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr M. Keppels en mr A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Robroek, griffier,
en op 6 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.