ECLI:NL:GHARL:2014:7819

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 oktober 2014
Publicatiedatum
10 oktober 2014
Zaaknummer
200.133.389-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming verhuizing, hoofdverblijfplaats, schoolkeuze en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats, schoolkeuze en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, had verzocht om toestemming voor verhuizing en wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige. De vader, verweerder in het principaal hoger beroep, had hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om terugverhuizing van de moeder naar de oorspronkelijke woonplaats. Het hof heeft in zijn beschikking de eerdere tussenbeschikking van 10 april 2014 bevestigd en de raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek naar de situatie van de minderjarige. De raad adviseerde om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te laten en de minderjarige in te schrijven op een basisschool in de nieuwe woonplaats van de moeder. Het hof heeft de verzoeken van de vader afgewezen en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder bevestigd, met de nadruk dat de vader bij belangrijke beslissingen betrokken moet worden. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij de minderjarige de even weekenden bij de vader doorbrengt en de schoolvakanties en feestdagen gelijk verdeeld worden. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.133.389/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, C/16/340847/FL RK 13-708)
beschikking van de familiekamer van 9 oktober 2014
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Amrani, kantoorhoudend te [plaats] Zuidoost,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. V.G.J. van Veenendaal-Stolk, kantoorhoudend te Almere.
Als informant is aangemerkt:
Jeugdbescherming regio [plaats],
kantoorhoudend te [plaats],
hierna te noemen: JBRA.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof heeft op 10 april 2014 een tussenbeschikking gegeven.
1.2
Ter griffie van het hof is op 24 juni 2014 binnengekomen een brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) van 23 juni 2014 met bijlage.
1.3
Op 19 september 2014 is de mondelinge behandeling voortgezet ten overstaan van een andere samenstelling van het hof dan de samenstelling die de tussenbeschikking van 10 april 2014 heeft gegeven.
Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
Namens de raad voor de kinderbescherming is [A] verschenen.
Namens JBRA is verschenen [B].

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 10 april 2014, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar en te adviseren over de vraag welke hoofdverblijfplaats, schoolkeuze en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de gegeven situatie het meest in het belang zijn van [minderjarige].
2.3
Na 10 april 2014 zijn de omstandigheden gewijzigd in die zin dat op 16 juni 2014 uit de moeder [minderjarige]'s halfzusje is geboren en dat het gezin van de moeder onlangs is verhuisd van [plaats] naar [woonplaats]. Ter zitting van het hof heeft mr. Amrani namens de moeder het verzoek in hoger beroep gewijzigd in die zin dat het hof is verzocht te bepalen dat [minderjarige] op een school in [woonplaats] kan worden ingeschreven in plaats van op [school 2] te [plaats].
2.4
De raad heeft op 23 juni 2014 een rapport uitgebracht. De raad adviseert het hof daarin om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder te bepalen, [minderjarige] met ingang van het schooljaar 2014-2015 te laten starten op een basisschool in haar woonplaats [woonplaats] en een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] vast te stellen, waarbij [minderjarige] de even weekenden van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 17.00 uur en de oneven weekenden van vrijdagmiddag na school tot zaterdagavond 18.30 uur en de helft van de schoolvakanties naar de vader gaat.
2.5
Bij beschikking van 11 juli 2014 is [minderjarige] op verzoek van de raad onder toezicht gesteld van JBRA voor de duur van één jaar.
2.6
[minderjarige] heeft tot 11 maart 2013 op basisschool [school 1] gezeten. Van 11 maart 2013 tot de zomervakantie van 2013 heeft zij [school 2] te [plaats] bezocht. Op basis van de beschikking waarvan beroep zat [minderjarige] sinds het schooljaar 2013-2014 weer op haar oude basisschool [school 1]. Ter zitting van het hof is gebleken dat [minderjarige] ook het recent gestarte schooljaar 2014-2015 weer is begonnen op [school 1]. Feitelijk verblijft [minderjarige] momenteel doordeweeks bij de vader in [woonplaats] en in de weekenden bij de moeder in [woonplaats], van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school.
De verhuizing
2.7
De vader heeft in eerste aanleg primair verzocht te bepalen dat de moeder terug moet verhuizen (van [plaats]) naar [woonplaats], welk verzoek door de rechtbank is afgewezen. Het hof leest in de grief van de vader ter zake en de daarop door en namens hem gegeven toelichting geen andere relevante stellingen dan die hij reeds in eerste aanleg heeft aangevoerd en die door de rechtbank gemotiveerd en op goede gronden zijn verworpen. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank op dit punt en neemt de motivering daarvan over.
2.8
De recente verhuizing van de moeder van [plaats] naar [woonplaats] maakt dit niet anders. Deze verhuizing was ingegeven door financiële omstandigheden. De woning in [woonplaats] is eigendom van de huidige echtgenoot van de moeder. Tot voor kort woonde diens ex-echtgenote daar. De woning in [plaats] betrof een huurwoning.
2.9
Alle omstandigheden en belangen tegen elkaar afwegende is het hof van oordeel dat ook de verhuizing van de moeder met [minderjarige] naar het 40 kilometer verderop gelegen [woonplaats] niet zodanig in strijd is met het belang van de vader en dat van [minderjarige] dat de moeder dient terug te verhuizen naar [woonplaats]. Het primaire verzoek van de vader dient daarom te worden afgewezen.
De hoofdverblijfplaats
2.1
Partijen zijn in het door hen in maart 2012 opgemaakte ouderschapsplan - voor zover hier van belang - overeengekomen dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder en dat bij een voorgenomen verhuizing voorafgaand met elkaar wordt overlegd. De moeder heeft zich ten onrechte niet aan deze afspraak gehouden. Hoewel het hof deze handelwijze van de moeder in deze laakbaar acht, vindt het hof het niet in het belang van [minderjarige] om haar hoofdverblijfplaats voortaan bij de vader te hebben in plaats van bij de moeder. Het hof onderschrijft de door de raad in zijn rapport gemaakte belangenafweging op dit punt en de uitkomst daarvan en maakt die tot de zijne. Aldus zal de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder blijven. Ook het subsidiaire verzoek van de vader dient daarom te worden afgewezen.
2.11
Met de raad wenst het hof te benadrukken dat de keuze voor de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder niet is gelegen in de afweging welke van de ouders de beste opvoeder is, maar in de vraag in welke opvoedomgeving de belangen van [minderjarige] het meest gewaarborgd kunnen worden. Gelet op het aantal verhuizingen in het recente verleden, gaat het hof er vanuit dat [minderjarige] niet opnieuw met een verhuizing zal worden geconfronteerd. De moeder heeft ook aangegeven dat het de bedoeling is dat haar gezin zich blijvend in [woonplaats] vestigt. Mocht een en ander onverhoopt anders zijn, dan mag de consequentie daarvan in geen geval zijn dat [minderjarige] weer van school zal moeten veranderen.
2.12
Het hof hecht eraan op te merken dat het feit dat de hoofdverblijfplaats bij de moeder blijft, niet wil zeggen dat zij zelfstandig alle gezagsbeslissingen kan nemen. De vader moet bij alle belangrijke beslissingen (school, medisch, etc.) actief worden betrokken. Daarnaast wijst het hof de moeder op haar wettelijke verplichting om de ontwikkeling van de banden van [minderjarige] met de vader te bevorderen zoals omschreven in artikel 1:247 lid 3 BW. Moeder en vader moeten in het belang van [minderjarige], eventueel onder begeleiding van de gezinsmanager van JBRA, werken aan hun communicatie en onderlinge verstandhouding. Het hof wijst in dit verband op het advies van de raad aan moeder om voor haar persoonlijke verwerking hulpverlening te zoeken en aan vader om meer begrip te hebben voor de angst van moeder en deze angst niet te bagatelliseren.
De schoolkeuze
2.13
Het hof onderschrijft de conclusie van de raad dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij naar school gaat bij de ouder bij wie zij haar hoofdverblijfplaats heeft. Gelet op het vorenstaande betekent dit dat [minderjarige] naar een basisschool in [woonplaats] in plaats van [woonplaats] zal moeten. Daarom zal het hof het gewijzigde verzoek van de moeder om [minderjarige] op een school in [woonplaats] in te schrijven, toewijzen. De moeder dient de vader uiteraard wel te betrekken in de keuze van deze nog nader te bepalen school. Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat zij na de herfstvakantie kan beginnen op haar nieuwe school, zodat de uitschrijving van haar oude school en de inschrijving op haar nieuwe school vóór 20 oktober 2014 geregeld moet zijn.
De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
2.14
Beide partijen hebben het hof verzocht het ouderschapsplan ook aan te passen op het punt van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Nu voldoende connexiteit bestaat met het oorspronkelijke verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats en partijen daar beiden op hebben aangedrongen zal het hof ook een beslissing over de zorgregeling nemen.
2.15
Het hof onderschrijft de conclusie van de raad op het punt van de zorgregeling, neemt deze over en maakt deze tot de zijne. Dit betekent dat [minderjarige] de even weekenden van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 17.00 uur en de oneven weekenden van vrijdagmiddag na school tot zaterdagavond 18.30 uur bij de vader zal zijn, waarbij de vader op vrijdag en de moeder op zaterdag respectievelijk zondag het halen voor zijn/haar rekening neemt. De schoolvakanties en feestdagen dienen bij helfte tussen partijen te worden verdeeld.
2.16
Het door de moeder ten aanzien van de zorgregeling aangevoerde, acht het hof onvoldoende om van de door de raad geadviseerde regeling, waarbij de belangen van de vader, de moeder en [minderjarige] zorgvuldig zijn afgewogen, af te wijken.
De proceskosten
2.17
Het hof ziet in het door partijen over en weer met betrekking tot de proceskosten gestelde geen aanleiding af te wijken van het gebruikelijke uitgangspunt. Derhalve zullen, nu partijen gewezen echtgenoten zijn, de kosten van het geding in beide instanties worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

3.De slotsom

3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking (doelmatigheidshalve) vernietigen en beslissen als volgt:

4.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 10 juni 2013 en opnieuw beschikkende:
verleent de moeder vervangende toestemming om [minderjarige], geboren [in] 2007, vóór 20 oktober 2014 uit te schrijven van [school 1] en in te schrijven op een door partijen nader te bepalen basisschool in [woonplaats];
wijzigt het tussen partijen in maart 2012 opgemaakte ouderschapsplan voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in die zin dat [minderjarige] de even weekenden van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 17.00 uur en de oneven weekenden van vrijdagmiddag na school tot zaterdagavond 18.30 uur bij de vader zal zijn, waarbij de vader op vrijdag en de moeder op zaterdag respectievelijk zondag het halen voor zijn/haar rekening neemt en dat de schoolvakanties en feestdagen bij helfte tussen partijen dienen te worden verdeeld;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W. Foppen, G.M. van der Meer en H. Lenters, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 9 oktober 2014 in het bijzijn van de griffier.