Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
appellant,
hierna: [appellant],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
11 augustus 2014, en heeft hij het hof verzocht zijn beroep gegrond te verklaren, het bevel van de rechtbank inzake de afgifte van zijn paspoort te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het bevel tot afgifte af te wijzen, althans te bevelen dat eerder gegeven bevel met onmiddellijke ingang wordt opgeheven, althans een zodanige beslissing te nemen die het hof juist acht, kosten rechtens.
tijdigvoor de mondelinge behandeling aan het hof toe te zenden’. In aanmerking genomen het feit dat [appellant] in detentie verblijft, heeft de curator, door slechts twee dagen voor de mondelinge behandeling in hoger beroep een groot aantal producties naar het hof en de advocaat van [appellant] te sturen, het mr. Van Manen feitelijk onmogelijk gemaakt om die stukken nog voor de zitting bij het hof met [appellant] te bespreken.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Eerder al, op 8 mei 2014, was [appellant] op grond van een op 18 maart 2014 uitgebracht Europees arrestatiebevel door de Spaanse justitie in verzekerde bewaring gesteld en vervolgens aan Nederland uitgeleverd.
De rechtbank heeft bij bevel van 1 juli 2014, verbeterd op 11 augustus 2014, de afgifte bevolen van het paspoort van [appellant] aan de curator.
Op grond van deze bepalingen is het hof van oordeel dat niet de rechtbank, maar uitsluitend de rechter-commissaris bevoegd is tot inname van het paspoort van de gefailleerde.
Nu de faillissementswet bovendien een uitgebalanceerd stelsel bevat van bevoegdheden en rechtsmiddelen, ligt het niet in de rede dat de rechtbank op grond van artikel 87 Fw (ook) bevoegd zou zijn de afgifte van een paspoort te bevelen. Artikel 87 Fw geeft de rechtbank de bevoegdheid om te bevelen dat een failliet in verzekerde bewaring wordt gesteld, maar niet tevens de bevoegdheid om het paspoort in te houden. Conform het doel en strekking, het systeem van de wet en de heersende opvatting in literatuur en de jurisprudentie, wordt artikel 91 Fw door het hof zo uitgelegd dat uitsluitend de rechter-commissaris op basis van dat artikel (en de Paspoortwet) het paspoort kan innemen en dat de failliet daartegen (of tegen de weigering tot teruggave van het paspoort) op grond van artikel 67 Fw hoger beroep kan instellen bij de rechtbank.
Omdat de rechtbank daartoe niet bevoegd was, acht het hof zich in hoger beroep ook niet bevoegd om dat bevel te geven.