Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten en de procedure in eerste aanleg
Alimentatie
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Algemeen
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de partneralimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om de alimentatie die hij aan de vrouw, verweerster in hoger beroep, moet betalen te verlagen. De rechtbank had eerder bepaald dat de man vanaf 17 juni 2013 een bedrag van € 1.000,- per maand aan de vrouw moest betalen, plus extra betalingen in mei en december. De man stelt dat de vrouw door eigen inkomsten gedeeltelijk in haar behoefte kan voorzien en dat zijn draagkracht niet toereikend is om het eerder vastgestelde bedrag te blijven betalen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide partijen. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw een bruto inkomen uit arbeid heeft van € 757,77 per maand, en dat haar netto behoefte, rekening houdend met wettelijke indexering, in 2013 op € 1.043,-- per maand is vastgesteld. De man heeft een bruto inkomen van € 4.000,-- per maand, maar het hof heeft ook rekening gehouden met zijn belastingdruk en andere financiële verplichtingen.
Na beoordeling van de behoeftigheid van de vrouw en de draagkracht van de man, heeft het hof geconcludeerd dat de resterende behoefte van de vrouw aan een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud € 495,-- bruto per maand bedraagt. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de man met ingang van 17 juni 2013 een bijdrage van € 495,-- per maand aan de vrouw moet betalen, uitvoerbaar bij voorraad. De overige verzoeken van de man zijn afgewezen.